Negen jaar lang doorkruiste Renée Postma als correspondent voor NRC Handelsblad het voormalige Oostblok. Twee jaar geleden verruilde ze Boedapest voor Amsterdam en nu maakt ze lange dagen als chef buitenland van dezelfde krant. Ergens daartussenin schreef ze een prachtig boek met een bedrieglijk saaie titel: 'Midden-Europa achter de schermen. Van Habsburg naar Brussel'. Daarmee won zij de VPRO Gids Bob den Uyl Prijs 2005.

Achter Bonn begint het eigenlijk al, het andere Europa. Het Europa waar wij westerlingen zo’n romantisch maar tegelijkertijd somber beeld van hebben. Het Europa waar armoede, corruptie en werkloosheid heersen. Het Europa dat sinds de toetreding van de nieuwe lidstaten Polen, Tsjechië, Slowakije en Hongarije tot de EU, nu een jaar geleden, ook een beetje ons Europa is, al merken we daar in de praktijk niets van. Zeker, van de diensten van Poolse schoonmakers en bouwvakkers maken we gretig gebruik en ja, in Tsjechië zijn bier en vakantiehuisjes nog steeds lachwekkend goedkoop, maar daarmee houdt de gemiddelde belangstelling voor de regio ook wel op.
In haar boek slaagt Postma erin om door middel van mooie, meeslepende verhalen over gewone mensen de complexe structuur en geschiedenis van dit gebied inzichtelijk te maken. Haar enorme kennis, vrucht van negen jaar correspondentschap, gekoppeld aan grote menselijke betrokkenheid spatten van de pagina’s. Zodra we aan de hand van de schrijfster herberg De Blinde Muis binnenstappen, zitten we er middenin. De Blinde Muis ligt ergens op de Hongaarse poesta, in het hart van Midden-Europa. Moldavische autohandelaars eten er een bord goulash. Groezelige hoertjes lonken naar Turkse vrachtwagenchauffeurs. Roemeens-Hongaarse vrouwen hebben vloeren geboend in Boedapest en keren nu terug naar huis. Smokkelaars, sjacheraars en zigeuners op doorreis eten soep, brood en hete groene paprika in de scheefgezakte herberg. Eensgezind zijn ze in hun klagen over het kille, koude Westen.
Voor Renée Postma was De Blinde Muis, waarmee haar boek begint, symbolisch voor de regio die zij als correspondent bestreek. ‘Ik kwam al heel vaak in De Blinde Muis en ik wist dat als ik er een paar dagen zou gaan zitten, dat mooie verhalen zou opleveren. De eigenaar vond het best, al bleek later dat hij dacht dat ik bezig was met een prospectus voor een kampeergids. Maar hij kende me al van eerdere bezoeken, dus hij vond het prima. Om hem heen gebeurt van alles: wapenhandel, smokkel, prostitutie. En mensen vertellen zó graag hun verhaal. Bij hun leven horen emoties, verhalen. Ze leven in een heel ander tempo, het is veel dynamischer. Hun leven wordt bepaald door het lot. Bij ons is alles georganiseerd, denken wij. Wij kunnen ook niet improviseren. Zij zijn daar meesters in.’
 

Postma is slavist en was al jong geïnteresseerd in de regio. ‘Ik had een verre aangetrouwde tante in Praag, die in zo’n woonkazerne woonde. Daar ging ik in 1976 voor het eerst op bezoek. Vanaf die tijd ben ik heel veel in Oost-Europa geweest; ik heb de revoluties meegemaakt en ik heb er veel vrienden. Het is altijd een wereld geweest waar ik meer van wilde weten. Russisch was mijn hoofdvak, Tsjechisch had ik als bijvak. Hongaars en Pools heb ik me gaandeweg enigszins eigen gemaakt. Ik kan ze dus allemaal verstaan, maar toch heb ik altijd met tolken gewerkt. Ook om mezelf tijd te gunnen rustig na te denken. Tolken vertalen nooit alles. Sommige dingen vinden ze te erg om te vertalen, andere dingen worden uit beleefdheid gefilterd. Daarom was het wel handig dat ik alles in elk geval min of meer kon volgen.
Polen en Roemenen zijn het warmst, het meest gastvrij. Zij hebben echt die Slavische ziel, al zijn Roemenen natuurlijk geen echte Slaven. Bij Tsjechen moet je iets meer je best doen. Tsjechië is het land dat het meest op de West-Europese landen lijkt, daar kun je tegenwoordig bij Westerse bedrijven 1500 euro per maand verdienen. Praag is inmiddels bijna net zo duur als Wenen. Ook in Polen en Hongarije gaat het wel beter. Maar wat daarachter gebeurt, is een ander verhaal: Roemenië, Bulgarije, Moldavië, Oekraïne. Daar is de armoede en corruptie enorm. Vroeger werd altijd gedacht: als dat IJzeren Gordijn nou maar weg is, dan worden ze wel vrij. Maar het is niet realistisch om te geloven in een open maatschappij. Er is nog nooit een maatschappij geweest die voor jou zorgt, daarom moet je het zelf doen. Iedere Roemeense premier zal zijn familieleden benoemen op invloedrijke posities. Iedere Roemeense regering vult zijn zakken. Corruptie is er totaal vanzelfsprekend.
Je kunt je werkelijk niet voorstellen hoe zo’n maatschappij werkt. Dat moet je leren. Als je in het ziekenhuis ligt, moet je de verpleegster betalen, anders krijg je geen eten. Is dat erg of is dat niet erg? Leer dat zien, veroordeel het niet, maar accepteer dat het zo is. Roemenië moet nog lid worden van de Europese Unie. Het is niet realistisch te verwachten dat zo’n land te zijner tijd een soort Denemarken kan worden. Dat zal nooit gebeuren. Hooguit zal het een soort Italië worden. Daarvan hebben we ook geaccepteerd dat dingen er anders gaan dan bij ons. Dat hoort gewoon bij Italië. Zo zullen we ook over Oost-Europese landen moeten gaan denken, anders wordt het nooit wat. Het zijn geen vrije maatschappijen, zoals wij die kennen en iedere maatschappij heeft zijn eigen wonden. Onlangs vroeg ik nog aan een Hongaarse vriend die bij ons logeerde, wat hij nu merkte van het feit dat Hongarije lid is van Europa. Niets. In het dagelijks leven, zei hij, was er niets veranderd.’
 

Een schrijnend hoofdstuk in het boek is gewijd aan de Poolse verpleegsters die examen doen om in Nederland te mogen gaan werken. Postma was erbij toen de toenmalige Poolse premier Buzek de toenmalige Nederlandse premier Kok in de tang had door op een persconferentie doodleuk aan te kondigen dat Polen 20.000 verpleegsters zou sturen om de nood in Nederlandse ziekenhuizen, waarover Kok zich beklaagd had, te lenigen. Duizenden Poolse verpleegsters gingen op taalles en moesten leren hoe je Nederlandse billen wast. Allemaal waren ze bereid hun gezinnen achter te laten om ver weg geld te verdienen, veelal bestemd voor de opleiding van hun kinderen. Toen Postma terugkeerde naar Nederland, schrok ze van de grote angst voor de Polen die hier bleek te heersen. ‘Krankzinnig. Ik kwam net terug toen de nieuwe Nederlandse politiek haar intrede deed. Zalm waarschuwde ons voor een leger Polen dat het land zou overspoelen en daarmee stond het ineens op de agenda. De regering ging het aantal Polen aan banden leggen. Daar was iedereen blij mee. Het onderwerp is uitsluitend gebruikt voor propagandistische doeleinden.
Ik ben in een dorp in Oost-Polen geweest, waar bijna alle ouders om beurten naar Duitsland reizen om toiletten schoon te maken of demente bejaarden te verzorgen. Je hebt geen idee hoe ontwrichtend dat werkt op zo’n samenleving. Wie ben je überhaupt om te zeggen: jij mag niet in onze wereld komen. Kerstmis 1981 brandde heel Nederland kaarsjes voor Solidariteit, nu is niemand meer geïnteresseerd in wie die mensen zijn. De energie die ze hebben, de vindingrijkheid om ervoor te zorgen dat hun kinderen naar school kunnen. Die hooghartige manier waarop daar hier over gepraat wordt, viel wel even rauw. En valt nog steeds rauw.’
Midden-Europa achter de schermen maakt deel uit van een reeks correspondentenboeken die NRC Handelsblad in samenwerking met uitgeverij Prometheus uitgeeft.