Rein Gerritsen is afkomstig uit een gebroken gezin en groeide op in een katholiek jongensinternaat. Op jonge leeftijd ging hij aan de slag als bakkersknecht en in zijn vrije tijd leefde hij zich uit in boks- en motorclubs. Zijn auto-ongeluk is een dieptepunt, maar daarmee is het slechte hoofdstuk in het leven van Gerritsen nog niet over. Achtervolgd door schuldgevoelens raakt hij psychotisch en gaat hij zich bezighouden met het kraken van kluizen, het stelen van auto’s en het plegen van geweld. ‘Als je toen tegen mij gezegd zou hebben dat ik nu, op bijna vijftigjarige leeftijd, een lieve vrouw en twee kleine kinderen zou hebben, dan had ik je ongelovig aangekeken en als antwoord gegeven: ‘onschuld heeft geen plaats in deze wereld. Ik wil geen vrouw en al helemaal geen kinderen.’’

Zijn redding komt wanneer hij wordt opgepakt. In de gevangenis krijgt Gerritsen langzaam maar zeker zijn leven weer op de rails. Als hij vrijkomt gaat hij wijsbegeerte studeren. Hij breidde zijn kennis verder uit met de studies natuurkunde en theoretische psychologie. Inmiddels is hij gespecialiseerd in het werk van de psycholoog en filosoof William James en verricht hij onderzoek naar de wijsherige en natuurkundige aspecten van het waarnemingsprobleem.