Boeken

Joeri Boom & Marc De Kesel

Journalist Joeri Boom schreef het boek 'Als een nacht met duizend sterren'. Volgens Boom zal Defensie de missie in Uruzgan uitroepen tot een succes, ook al was zij de gewelddadigste sinds de Korea-oorlog. De Vlaamse filosoof Marc de Kesel stelt in 'Goden breken' de vraag hoe het komt dat de typische westerse godsdiensten, de monotheïstische religies (het jodendom, christendom en de islam), zelf bepalend zijn geweest voor de afname van de maatschappelijke invloed van religie, en er tegelijkertijd fel door zijn bestreden.

Eind 2010 trekken de laatste Nederlandse troepen zich terug uit Uruzgan. Ongetwijfeld zal Defensie de missie uitroepen tot een succes, ook al was zij de gewelddadigste sinds de Korea-oorlog. Deze conclusie trekt journalist Joeri Boom in zijn boek Als een nacht met duizend sterren.

Afghanistan kent de laatste decennia een roerige geschiedenis. In 1989 vielen de Russen het land binnen. Na een heftige guerillastrijd viel in 1992 het communistische regime. Daarna ontwikkelden de Afghaanse guerillastrijders, de moedjahedien, zich tot criminele krijgsheren die de bevolking afpersten. Het werd het begin van een nieuwe oorlog. De militante en religieuze Taliban verdreven de moedjahedien en regeerden het land met streng islamitische voorschriften. Na de aanslagen van 11 september 2001 eisten de Amerikanen Bin Ladens uitlevering. Het Talibanregime weigerde, waarna de Amerikanen zware luchtaanvallen op Afghanistan uitvoerde om het Talibanregime te vernietigen. Intussen is Nederland ook diep verwikkeld in de oorlog. Sinds 2002 maken Nederlandse troepen deel uit van ISAF, de international security assistance force, om de veiligheid en stabiliteit in Afghanistan te waarborgen. Aanvankelijk worden de Nederlandse troepen in het rustige noorden gestationeerd. In 2006 begint de missie in Uruzgan, een provincie in het woelige zuiden. Maar hoe kan het dat de berichtgeving slechts de humanitaire kant van de missie belicht? Terwijl in Uruzgan het geweld voortdurend op de loer ligt?

Vanaf 2004 reist journalist Joeri Boom met regelmaat naar Afghanistan, om er verslag te doen voor het weekblad De Groene Amsterdammer. Hij maakt gebruik van de embedded journalism-reizen die door Defensie worden aangeboden. Noodgedwongen, omdat de situatie in Uruzgan levensgevaarlijk is. Defensie verzorgt vervoer, kost en inwoning voor journalisten, ze kunnen er werken tussen de troepen. Een van de voorwaarden die Defensie aan zijn verblijf stelt is dat zijn artikelen vóór publicatie grondig worden gecontroleerd op aspecten van ‘operationele veiligheid’: informatie die de missie mogelijk schaadt. Ook is hij afhankelijk van de medewerking van de voorlichters op de militaire kampen, de Press Information Officers, die in Uruzgan zijn journalistieke vrijheid beperken.

In zijn boek Als een nacht met duizend sterren beschrijft Joeri Boom zijn worstelingen met de opgelegde censuur en de eenzijdigheid van de enbedded journalism-verslaggeving. Als hij besluit om met de militairen op patrouille te gaan, merkt hij dat uit zijn verslag steeds een ander beeld opdoemt dan uit de persberichten die voornamelijk over de wederopbouw gaan. Zijn ervaringen staan haaks op de openheid en transparantie die Defensie met het embedbeleid zegt na te streven. Zo worden een eigenvuurincident en diverse Talibanaanvallen door Defensie verzwegen. Welk belang is hierbij gebaat?

In Goden breken stelt de Vlaamse filosoof Marc De Kesel de vraag hoe het komt dat de typische westerse godsdiensten, de monotheïstische religies (het jodendom, christendom en de islam), zelf bepalend zijn geweest voor de afname van de maatschappelijke invloed van religie, en er tegelijkertijd fel door zijn bestreden.

De Joods-Franse filosoof Henri Bergson (1959-1941) omschreef religie als een product van de menselijke verbeelding. Volgens Bergson diende de mens het onbestaande actief te creëren. Om ‘goden te maken’. In de essays die in Goden breken zijn samengebracht stelt Marc De Kesel dat goden juist om ontmaskering vragen. Wil men zich op waarheid beroepen, wat de religie nadrukkelijk wil, dan is het zaak om de zogeheten goden als afgoden te onderkennen. Om ‘goden te breken’.

Om de vraag ‘Wat is geloven?” te beantwoorden heeft De Kesel de monotheïstische religies centraal gesteld. De Kesel: “Als je de joodse en christelijke teksten en de islam geschriften bestudeert, dan is het de geloofskritiek die centraal staat. We hebben van het geloof een doctrine gemaakt, we hebben van religie een doctrine gemaakt waar ik mij toe beken of niet.” De strijd tegen de afgoden vormt niet alleen het speerpunt bij de bijbelse profeten, hij maakt ook vandaag de tegendraadse actualiteit uit van elke monotheïstische religie. Als er een God is, en wij ons tot die God bekennen, dan houdt het in dat we ophouden met goden te fabriceren en dat we alle reeds eerder gemaakte godheden nietig verklaren.

Maar wat betekent het om kritiek in plaats van geloof centraal te stellen in de religieuze cultuur van het monotheïsme? Wat zegt dat over de plaats die het inneemt in de laatmoderne cultuur? Geloven staat gelijk aan twijfel. Geloof, zo definieerde de Duitse filosoof Immanuel Kant (1724-1804), is de aanname van wat niet wetenschappelijk te verklaren valt. De Kesel: “Religie is een cultuur rondom een probleem, in plaats van zekerheid. Het is het gevecht van de mens met God.” Zo functioneert geloof als een manier om van het oneindige toch enige kennis te pretenderen. Het blijft een vorm van weten dat al snel de fundamentalistische kant opgaat of zich frontaal tegen de moderniteit keert.

De Kesel wijst erop dat de monotheïstische religies kunnen bogen op een traditie waarin het met het verlangen om vanuit de waarheid te spreken, en de onmogelijkheid daartoe, op duizend manieren heeft geworsteld. Het is juist deze traditie die het christendom, de islam of het jodendom een stem in het heden kan verlenen. Al was het maar omdat die strijd met het onvervulbare van dit verlangen precies ook de kern van de moderne tijd uitmaakt.