Karin Amatmoekrim & Alicja Gescinska

Karin Amatmoekrim & Alicja Gescinska

In ‘Het gym’ beschrijft Karin Amatmoekrim het lot van een Surinaams meisje dat tussen twee verschillende culturen opgroeit. En de Vlaamse filosofe Alicja Gescinska stelt in haar boek ‘De verovering van de vrijheid’ dat vrijheid verre van vrijblijvend is. Vrij zijn vergt inspanning.

In de roman Het gym verweeft schrijfster Karin Amatmoekrim haar eigen achtergrond met het personage Sandra, een Surinaams meisje dat tussen twee verschillende culturen opgroeit. Ze woont in een achterstandswijk in een middelgrote stad en gaat naar het gymnasium in een villadorp. De botsing tussen die twee werelden levert veel misvattingen en ongemakkelijke situaties op. Hoe zijn deze twee uitersten met elkaar te verenigen?

De twaalfjarige Sandra woont samen met haar alleenstaande moeder en zusje in een kleine en armoedige flatwoning, waar ze van een bijstandsuitkering leven. De enscenering is vergelijkbaar met de jeugd van Karin Amatmoekrim, die zelf in IJmuiden opgroeide. Amatmoekrim: “Ik woonde in een uithoek van IJmuiden waar alleen maar flats stonden. De mensen woonden al generaties lang in die wijk. Ze werkten bij de Hoogovens of op de visafslag. Vlak voordat er Surinamers kwamen wonen, in de jaren tachtig, hadden zich er veel Turkse gastarbeiders gevestigd.”

Als enige uit haar wijk gaat Sandra naar het gymnasium. De school ligt in een bekakt dorp, even buiten de stad. Daar valt Sandra al snel op. Haar donkere huidskleur wijkt af van de witte rijkeluiskinderen, maar ook haar thuissituatie vormt een groot contrast met die van de heersende bovenklasse. Amatmoekrim: “Ik was niet zozeer bezig met hoe ze over mij dachten, ik probeerde eerder te snappen waar zij het in hemelsnaam over hadden. Ik herinner me goed dat ik na een voorjaarsvakantie in de klas kwam. Ineens had iedereen van die witte ringen om hun ogen, een duidelijke verkleuring van hun huid. Maar niemand die er op reageerde. Pas later ontdekte ik dat ze allemaal op wintersport waren geweest. Ik wist niet eens wat wintersport was.”

De klasgenoten van Sandra doen alsof ze veel van de wereld weten. Ze hebben echter geen besef hoe het er in een achterstandswijk aan toe gaat. In Het gym volgen we Sandra gedurende haar eerst jaar op het gymnasium. We zien haar gaandeweg veranderen. Ook Sandra is zich er van bewust. Ze weet waarop ze beoordeeld wordt. Tegelijk wil ze niemand teleurstellen. En worstelt. Tegenover haar moeder van wie ze hoopt dat ze trots is, haar vriendinnen uit de buurt van wie ze steeds meer vervreemdt en op school waar ze zich telkens moet bewijzen.

De levensloop van de filosofe Alicja Gescinska speelt een belangrijke rol in haar boek De verovering van de vrijheid. Tot 1988 woonde ze in het communistische Polen, waar ze samen met haar ouders en twee zusters in een ruimte van vier bij vier meter opgroeide. Het gezin slaagde erin om naar het vrije Westen te vluchten, met België als eindbestemming. De vrijheid en droombeelden die Gescinska van het Westen had voorgesteld, bleken niet te kloppen. Wat is vrijheid als het geen garantie biedt voor een beter bestaan? Aan de hand van de filosofie ontdekte ze dat vrijheid verre van vrijblijvend is. Vrij zijn vergt inspanning.

De ouders van Alicja Gescinska konden zich niet aarden in het communistische systeem. Het klimaat ervoeren ze als verdrukkend. Vlak voor de val van de Berlijnse muur vluchtten ze met het hele gezin vanuit hun woonplaats Warschau naar het vrije Westen. Als kind verheugde ze zich op het moment van de grote reis. Ze was zeven jaar. De verwachtingen waren hooggespannen. Maar de teleurstelling begon eigenlijk al onderweg, halverwege de reis, als haar vader bij de grens van Oost-Duitsland zijn arm westwaarts wijst. Gescinska: “Maar de bomen zijn er groen, de hemel is er grijs. Ik had verwacht dat het er roze en paars zou zijn. Hoe meer we naar het Westen opschoven, hoe meer ik begreep dat het er overal hetzelfde uitzag.”

In België aangekomen werd al snel duidelijk dat ze te veel van het Westen en zijn vrijheid had verwacht. De eerste periode verbleef het gezin in een asielcentrum dat in vroegere tijden dienst deed als gevangenis. Daarna gingen ze in een Oost-Vlaamse gemeente wonen. In het dorp was een grote speelgoedwinkel gevestigd. De poppen stonden er in rijen uitgestald, alsof het een museum betrof. Achteraf, als Gescinska er de filosofie op loslaat, zegt ze: “Wij waren in het vrije Westen. Je ziet zoveel poppen. Maar wat als je, zoals in ons geval omdat je geen geld hebt, niet met die poppen kunt spelen? Vrijheid bestaat echt in de uitoefening, in het spelplezier, dus pas als je met de pop kunt spelen. Die vrijheid heb je niet als zich enkel een mogelijkheid voordoet.”

In haar boek De verovering van de vrijheid haalt Gescinska denkers aan die hun licht op de vrijheid hebben laten schijnen. Zoals de Britse filosoof Isaiah Berlin (1909-1997) die een onderscheid maakte in positieve en negatieve vrijheid. Bij negatieve vrijheid kan men ongedwongen doen en laten wat men wil. Het recht om met rust gelaten te worden. Gescinska is echter groot voorstander van de positieve vrijheid, waarbij de vrije wil een belangrijke rol speelt. De begrensde vrijheid. Vrij zijn is geen vanzelfsprekendheid, beseft ze. Als je vrijheid wilt, dan moet je de mouwen opstropen. Aan hand van voorbeelden uit de wijsbegeerte en literatuur onderstreept ze dat vrijheid verre van vrijblijvend is. Zo plaatst ze bijvoorbeeld vraagtekens bij Oblomov, de zorgeloze en luie personage in de gelijknamige roman van de Russische schrijver Ivan Gontsjarov. Is hij wel een vrij man? Gescinska: “Oblamov had veel kansen, hij was rijk, maar hij deed niks.”