Boeken

Fouad Laroui & Francis Spufford

In ‘Poldermarokkanen’ schetst schrijver Fouad Laroui een portret van de tweede generatie Marokkanen in Nederland. Het boek ‘De rode belofte’ van de Engelse schrijver Francis Spufford gaat over het tijdperk waarin de Sovjet-Unie leek af te stevenen op een toekomst met rijke communisten.

Het boek Poldermarokkanen bevat geen statistieken of wetenschappelijke analyses over immigratie. Het zijn anekdotes die Fouad Laroui de afgelopen jaren optekende. Beschrijvingen van situaties die typerend gedrag verklaren - van zowel Nederlanders als Marokkanen - waarbij zich veel misvattingen en vooroordelen voordoen. Het zijn kleine nuances die hij aanstipt, alsof het om schijnproblemen gaat. Maar nuances kunnen het verschil maken. Of zoals hij zelf schrijft: ‘Een geestige opmerking kan duiden op de meest afgrondelijke obsessies, een pirouetje spreekt soms boekdelen…’

Fouad Laroui werd geboren in Marokko, woonde lange tijd in Frankrijk en woont sinds 1990 in Amsterdam, waar hij Frans doceert aan de Universiteit van Amsterdam. Hij woont met veel plezier in Nederland, zegt hij, maar de hang naar het multiculturalisme heeft hij nooit begrepen. Hij ergert zich aan het standpunt dat een land uit verschillende gemeenschappen bestaat, die er allemaal hun eigen leefgewoonten op nahouden. Het republikeinse model in Frankrijk staat er (in theorie) haaks op. De maatschappij bestaat daar niet uit groepen, maar uit individuen. Dat is ook waar Laroui voor pleit.

Met de poldermarokkaan doelt Laroui op de tweede generatie Marokkanen die in Nederland geboren zijn, maar die zich wel Marokkaans voelen. Laroui: “Het zijn jongens en meisjes die eigenlijk ontzettend Nederlands zijn geworden, maar die dat zelf niet door hebben." Als je dagelijks wordt geconfronteerd met het etiket ‘Marokkaan’, wie ‘m er ook opplakt, dan ga je er vanzelf naar gedragen. “Als je zestien of achttien bent, dan heb je minder zelfreflectie, minder analytisch vermogen, er is geen andere keuze: je bent een Marokkaan.”

Volgens Laroui moeten we voorzichtig omgaan met het begrip cultuur. "Ik heb nog nooit iemand ontmoet die mij er een duidelijke definitie van kan geven. Maar er wordt altijd gezegd: dit of dat hoort bij zijn cultuur.” Identiteit draait volgens hem niet om cultuur, maar andermaal om het individu. “Iedereen is uniek. Je gaat op zoek naar datgene wat iemand uniek maakt. Er is veel tijd voor nodig om dat te ontdekken." Met Poldermarokkanen maakt hij pijnlijk duidelijk wat er ondertussen in de communicatie zoal mis kan gaan.

De jaren van het Russische communisme worden in de Westerse wereld vaak gezien als één lange periode van grauwe armoede en ellende. De Engelse schrijver Francis Spufford beschrijft de periode tussen Stalin en Brezjnev, de onstuimige jaren vijftig, toen de Sovjet-Unie onder het bewind van Chroesjtsjov op een gouden toekomst leek af te stevenen. Een golf van optimisme. De glans van Moskou zou Manhattan overtreffen, zo werd er beloofd. In De rode belofte vermengt Spufford werkelijkheid met verbeelding, waarmee de historische gebeurtenissen en de denk- en leefwereld van toen extra kleur krijgen.

Eind jaren vijftig, begin jaren zestig, geloofden veel burgers in de Sovjet-Unie dat ze aan de vooravond stonden van een ongekende welvaartsgroei. Deze belofte werd hen voorgehouden door Nikita Chroesjtsjov, die na de dood van Stalin –in 1953- de macht overnam. De sleutel tot succes lag volgens Chroesjtsjov in de planeconomie. Slechts twintig jaar zou er nodig zijn om het Amerikaanse kapitalisme in te halen. De socialistische economie zou superieur worden aan de Westerse vrijemarkteconomie. Moskou welvarender dan New York.

Chroesjtsjovs overmoedigheid werd deels gevoed door de Russische successen in de wetenschap en ruimtevaart. In 1957 werd de Spoetnik gelanceerd, in 1961 ging de eerste mens de ruimte in, een Rus. De burgers hapten toe na alle terreur en armoede die zij onder Stalin voor de kiezen kregen. Het optimisme was in een tal van opzichten gerechtvaardigd. Er was vooruitgang. De welvaart was toegenomen, er heerste rust.

Het draaide uit op een mislukking. De planmethodes van de Russische denktank zaten de echte dynamiek in de weg, de theorie stemde niet overeen met de praktijk. De slecht gecoördineerde industrie was gedoemd tot mislukken. De groei werd gerealiseerd door extra inzet, waarvoor extra grondstoffen en fysieke arbeid nodig waren. De hoge druk leidde op den duur tot uitputting.

In 1964 werd Chroesjtsjov afgezet. Onder leiding van diens opvolger, de gereserveerde Leonid Brezjnev, volgden de conservatieve jaren met een stagnerende economie. Over de droom van de rode utopie werd niet meer gerept. Het plan voor het ultieme arbeidersparadijs ging zonder omkijken de prullenbak in. Maar stel je voor dat die idealen echt verwezenlijkt werden?