Jaap van Heerden & Willem Otterspeer & Doeschka Meijsing

I.M. Rudy Kousbroek

Een jaar geleden overleed schrijver en essayist Rudy Kousbroek (1929-2010). Psycholoog Jaap van Heerden, historicus Willem Otterspeer en schrijfster Doeschka Meijsing verwoorden wie Kousbroek was en wat zijn werk zo onderscheidend maakte.

Op 4 april aanstaande is het een jaar geleden dat schrijver en essayist Rudy Kousbroek (1929-2010) overleed, maar het is geenszins stil rondom zijn nalatenschap. Onlangs verscheen de bundel Het meisjeseiland, een bloemlezing uit zijn omvangrijke oeuvre. Op 1 april spreekt K. Schippers de eerste Rudy Kousbroeklezing uit en De Groene Amsterdammer brengt deze week een hommage met De Kousbroekfactor. In Boeken is er zondag een special over Kousbroek, waarin psycholoog Jaap van Heerden, historicus Willem Otterspeer en schrijfster Doeschka Meijsing verwoorden wie Kousbroek was en wat zijn werk zo onderscheidend maakte.

Rudy Kousbroek werd in 1929 geboren aan de oostkust van Sumatra, in het toenmalig Nederlands Indië. Na de Tweede Wereldoorlog, die hij vooral in Japanse kampen doorbracht, vertrok hij met zijn ouders naar Nederland. In 1949 richtte hij samen met Remco Campert het poëzietijdschrift Braak op, waarin de Vijftigers, een groep experimentele dichters met o.a. Lucebert en Gerrit Kouwenaar, zich voor het eerst presenteerden. Hij woonde lange tijd in Parijs, verdeeld over twee perioden. Begin jaren negentig keerde hij definitief terug naar Nederland.

Begin jaren vijftig publiceerde hij twee dichtbundels, uiteindelijk zou hij maar één roman publiceren: Vincent en het geheim van zijn vaders lichaam (1981). Bekend werd Kousbroek vooral met zijn essays. In de jaren zestig schreef hij voor Vrij Nederland en Algemeen Handelsblad polemische essays, die hij Anathema’s noemde. In zijn essays was hij in staat om autonome vragen op te werpen die hij vervolgens met originele en scherpzinnige Kousbroek-logica wist te verklaren. Beschouwingen waarin vooral mens, dier en machine centraal stonden. Jaap van Heerden: “Zijn manier van denken had iets raadselachtig. Hij kon heel wetenschappelijk denken, maar er zat ook een soort dadaïstische wending in. Hij had een groot associatief vermogen, waardoor er ook heel merkwaardige zijsprongen ontstonden, die toch in het geheel pasten.”

Kousbroek wordt gezien als een van de grootste essayisten in ons taalgebied. Is dat terecht? Willem Otterspeer: “Ik geloof niet dat er iemand aan twijfelt dat Rudy Kousbroek de beste essayist van de twintigste eeuw was.” Volgens Doeschka Meising was zijn absurdistische humor volkomen uniek: “De combinatie van rationalist, sentimentalist en absurdist kon zelfs God niet verzinnen.” Jaap van Heerden: “In Nederland hebben we als plaag gehad dat je een moralistisch oordeel moest hebben. Rudy had ze wel, maar hij kon ze goed verstoppen of in absurdistische verhalen verpakken.”