Boeken

Deborah Scroggins & Maarten Doorman

In 'Twee Vrouwen' analyseert de Amerikaanse onderzoeksjournaliste Deborah Scroggins de verhalen van publiciste Ayaan Hirsi Ali en terrorismeverdachte Aafia Siddiqui. Twee vrouwen met één gedeelde overtuiging: het westen is in oorlog met de islam. En filosoof Maarten Doorman vertelt over zijn boek 'Rousseau en ik'. Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) is de uitvinder van een idee dat gaandeweg een obsessie voor de westerse cultuur is geworden; het authentieke ik.

In Twee Vrouwen vertelt, vergelijkt en analyseert de Amerikaanse onderzoeksjournaliste Deborah Scroggins de verhalen van ex-politica en publiciste Ayaan Hirsi Ali en ex-neurowetenschapper en terrorismeverdachte Aafia Siddiqui. De beide vrouwen zijn ongeveer van dezelfde leeftijd en kwamen rond dezelfde tijd naar het westen. Vanaf dat punt namen ze echter twee compleet verschillende afslagen onder invloed van één gedeelde overtuiging; het westen is in oorlog met de islam.

De Pakistaanse Aafia Siddiqui is afkomstig uit een gegoede, religieuze familie uit Karachi. Tijdens haar studies in de Verenigde Staten aan MIT en Brandeis University bleek ze een uitzonderlijk goede student. Ze promoveerde, trouwde, kreeg drie kinderen en raakte gaandeweg steeds meer geobsedeerd door de jihad en het lijden van de moslims. Ze probeerde tevergeefs haar man aan te zetten in Afghanistan te gaan vechten, scheidde van hem, verhuisde terug naar Pakistan, huwde een overtuigd jihadi en verdween. Ze werd de meest gezochte vrouw ter wereld omdat er aanwijzingen waren dat zij een aanslag van dezelfde omvang als 9/11 aan het voorbereiden was. Deze aanwijzingen werden voornamelijk gebaseerd op de verhoren van haar man, een neef van Khalid Sheik Mohammed, het brein achter 9/11. In juli 2008 werd ze in Afghanistan gearresteerd en niet veel later door een New Yorkse rechter veroordeeld tot 86 jaar gevangenisstraf.

De Somalische Ayaan Hirsi Ali werd in 1992 door haar familie uitgehuwelijkt aan een familierelatie uit Canada. Tijdens haar reis besloot ze te vluchten. Ze vroeg in Nederland politiek asiel aan, wat gehonoreerd werd omdat Nederland op dat moment vrijwel standaard iedereen opnam die rechtstreeks uit Somalië kwam vanwege de humanitaire crisis daar. Ze studeerde politicologie in Leiden en kwam in 2002 voor het eerst in het nieuws vanwege haar felle islamkritiek en overstap van de PvdA naar de VVD. In de media manifesteerde ze zich nadrukkelijk als afvallig moslim. In 2004 maakte ze, samen met Theo van Gogh, die film Submission over de positie van vrouwen binnen de Islam. Van Gogh werd op 2 november van dat jaar in koelen bloede vermoord en Hirsi Ali kwam onder strenge beveiliging te staan. In 2006 trad ze terug als Kamerlid en vertrok ze naar de VS, alwaar ze zitting nam in de denktank American Enterprise van waaruit ze een belangrijke Islamcriticaster bleef.

Scroggins woonde vier jaar in Amsterdam om onderzoek te doen voor Twee Vrouwen. Vlak na haar aankomst verliet Hirsi Ali het land, maar Scroggins bleef. Ze kwam onder meer tot de conclusie dat een belangrijke overeenkomst tussen de twee vrouwen hun nietsontziende houding is. Volgens beiden verkeren het westen en de islamitische wereld in staat van oorlog en moet iedereen een kant kiezen. In hun vertoog brachten ze geen democratische nuance aan, maar waren ze vooral radicaal en zwart-wit van opvattingen. Hiermee namen de beide vrouwen hun lot in eigen hand en durfden ze zich uit te spreken. Volgens Scroggins schiepen ze hiermee echter ook een situatie waarin ze ideologisch gebruikt konden worden door hun geestverwanten. Door hun radicale stellingnamen belichamen Siddiqui en Hirsi Ali volgens de auteur de verdeeldheid onder moslims.

Rousseau heeft ons opgezadeld met de erfzonde van echt en onecht, zo betoogt filosoof Maarten Doorman in zijn laatste boek Rousseau en ik. De Zwitsers-Franse filosoof Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) is de uitvinder van een idee dat gaandeweg een obsessie voor de westerse cultuur is geworden; het authentieke ik. Door Rousseau zijn we in de greep van een verlangen naar echtheid zoals die volgens hem gevonden kan worden in jeugd, de natuur, liefde en spontaniteit. Doorman gaat in zijn boek in op de problemen van authenticiteit en de paradoxen in het denken en handelen bij Rousseau zelf.

Frits Bolkestein noemde Rousseau ‘De romantische intellectueel waarmee alle narigheid is begonnen’. Hij had een aantal scherpe ideeën over onderwijs, opvoeding en omgang. Zo was hij wars van leren uit boeken. Kinderen moesten alles zelf intuïtief ontdekken. Onderwijs en opvoeding mochten het kind weinig tot niet bijsturen in zijn ontdekkingsreis. De filosoof had geen boodschap aan taalconventies en beleefdheid, aangezien dit allemaal maar kunstmatige afspraken tussen mensen waren die niet uit het gevoel voortkwamen en dus niet authentiek waren. Hij bewonderde de ‘nobele wilde’, want die stond het dichtst bij de natuur, en verkocht zijn horloge omdat hij de juiste tijd toch niet nodig had.

Dat Rousseau's echte leven bepaald niet overeenkwam met wat hij in zijn geschriften voorstond scheen hem niet te deren. De denker was namelijk ook een dief en een potloodventer die alle vijf zijn onwettige kinderen te vondeling liet leggen. Volgens critici viel dit gedrag van de ‘hysterische filosoof’ nou niet bepaald te rijmen met de idealen van Rousseau uit, bijvoorbeeld, zijn pedagogische werk Emile of over de opvoeding uit 1762 waarin hij betoogde dat je een kind zuiver dient te houden door hem in een landelijk isolement, ver van ‘geleerde kletspraatjes’ op te voeden. Rousseau wuifde kritiek weg en had een afkeer van intellectualisme. Denken was immers niet authentiek, voelen was authentiek, dus denken roept wantrouwen op en werkt verdeeldheid tussen mensen in de hand.

Doorman laat in zijn boek zien dat een Rousseauiaans verlangen naar authenticiteit niet alleen ondoenlijk is, maar ook onwenselijk. Hij noemt de politiek als voorbeeld, en stelt dat het bij een tv-optreden van politici vandaag de dag nog maar om één ding draait; hoe authentiek kom je over? Ideeën zijn volgens hem onbelangrijk geworden binnen een wedstrijdje authentiek zijn en vliegen afvangen. Authentiek zijn is synoniem geworden voor betrouwbaar zijn; wie draait, is onecht en wie onecht is, is niet te vertrouwen. Een ander voorbeeld is de ego-etalage Facebook, waarin mensen louter de leuke kanten van hun leven tonen. Deze obsessie met authenticiteit werkt existentiële twijfel in de hand over werk, huwelijk, leven en liefde. Daar worden mensen ongelukkig van, volgens Doorman.