De veelzijdige Hans Andreus (1926-1977) liet een breed oeuvre na van gedichten, hoorspelen, televisie- en reclameteksten, chansons, romans, een novelle en vele kinderboeken. In de Dode Dichters Almanak een viertal van zijn gedichten

Hans Keller

“Credo”, (uit de bundel ‘Variaties op een afscheid’).
“Horen”, (idem).
“Moe, bang”, (uit de bundel ‘Aarde’).
“De handen reiken”, (uit de bundel ‘Variaties op een afscheid’).

Deze in de Dode Dichters Almanak opgenomen filmfragmenten zijn afkomstig uit een extra-uitzing van het toenmalige NOS-programma ‘Beeldspraak’, dat in het voorjaar van 1977 kort na de dood van de dichter werd uitgezonden. Hij werd daarin herdacht als een van de meer ingetogen Vijftigers, die begin jaren vijftig als groep – ook wel de Experimentelen genoemd – door Simon Vinkenoog in diens legendarische bundel “Atonaal” in de Nederlandse literatuur werden geïntroduceerd.

Naarmate de jaren nadien vorderden, had de dichter zich gaandeweg teruggetrokken uit de avantgarde. De baldadige liefelijkheid en de grillige vrije vorm van de gedichten in zijn vroege bundels (“Muziek voor kijkdieren” en “De taal der dieren”) verdampten geleidelijk in half-filosofische neerslachtigheid, vertolkt in een van vroeger teruggegroepen vormdressuur. Toch geldt een van die latere bundels “De sonnetten van de kleine waanzin” na deze gedaanteverandering als een hoogtepunt uit zijn oeuvre.

Hans Andreus was niet zijn geboortenaam. Hij had het pseudoniem voor zijn eerste poëziepublikatie in 1947 gekozen als de mannelijke vervoeging van Yda Andrea, de aankomende actrice opwie hij in dat jaar op de Amsterdamse Toneelschool verliefd was geworden. Eigenlijk heette hij Johan van der Zant, geboren in de Amsterdamse Jordaan en opgevoed door zijn grootouders. Een buurtvriendje was Lubbert Swaansdijk (die voor zijn kunstenaarschap naderhand het pseudoniem Lucebert zou kiezen).
Die had er ongeveer bij gestaan toen Johan zich in 1943 – hij was net zeventien – aanmeldde bij een Amsterdamse vrijwilligerspost van de Nederlandse Waffen-SS.
Hij deed het op aandringen van zijn grootouders, die wel van de jongen afwilden. Die wens was kennelijk wederzijds. “Hij wilde koste wat kost ontsnappen,” vertelde Lucebert later op het bandopname-apparaat van Rudy Kousbroek. “Maar ja, wel de verkeerde kant op.” Johan was nog niet aan het Oostfront beland of hij raakte aan een been gewond, kwam in een veldlazaret terecht en werd teruggezonden naar een SS-hospitaal in Nederland. Bijna genezen wist hij er kort voor zijn ontslag te ontkomen, deserteerde en dook onder in het verzet. Na de bevrijding werd hij door de Nederlandse autoriteiten van alle blaam gezuiverd en hij schreef zich in aan de Toneelschool. Naast Yda Andrea (die hem toestond zijn pseudoniem te behouden nadat hun kortstondige verkering ten einde was gelopen) leerde er hij Luc Lutz kennen, die hem eens vroeg waarom hij zo met zijn been trok. “Toen kreeg ik dat hele ellendige oostfront-verhaal te horen,” zei Lutz in de VPRO-televisiedocumentaire “Hotel Atonaal” (1993), die handelde over de Vijftigers. Trouwens, toen Hans Andreus zich in 1953 kortstondig in Parijs vestigde (hij had de Toneelschool voortijdig verlaten) en zich nu ook daadwerkelijk aansloot bij de dichters die daar al woonden (Campert, Kousbroek, Vinkenoog, Claus, Lucebert) raakte zijn ‘geheim’ ook in wat bredere kring bekend.

Weer terug in Nederland werkte hij nauwgezet door aan zijn poëtisch oeuvre, was inzetbaar als corrector bij De Volkskrant, schreef enkele romans en een gaandeweg aan populariteit en prijzen winnende reeks kinderboeken (o.a. de serie over Meester Pompelmoes). Hij vertaalde ook de liedjes van de musical “Irma la Douce”.
Begin jaren zeventig trok hij zich met zijn gezin terug in het Veluwse dorp Putten. In Amsterdam liet hij zich nauwelijks meer zien. In 1977 overleed hij aan kanker.
In Putten werd een nieuwe lagere school naar hem genoemd, de Hans Andreusschool.

Kort na de uitzending van “Hotel Atonaal”, waarin Luc Lutz terughoudend had verteld over de oorlogservaringen van Johan van der Zant-Hans Andreus verscheen de levensgeschiedenis van de dichter, waaraan de literair biograaf Jan van der Vegt jaren had gewerkt. Ook hij had de oorlogservaringen van Andreus zorgvuldig onderzocht en weergegeven.

Opschudding in Putten. Het dorp had tijdens de Duitse bezetting zwaar geleden. De gemeenteraad besloot tot naamsverandering van de lagere school. Sinds 1997 heet deze de Korenbloemschool.
In datzelfde jaar liet de weduwe van Hans Andreus, die in Putten ter aarde was besteld, diens stoffelijke resten terstond opgraven, naar Amsterdam vervoeren en opnieuw te rusten leggen op de begraafplaats Zorgvlied. Ze bevinden zich daar sindsdien in de zogenaamde ‘Schrijvershoek’.