Róza Thun uit Polen: 'Ondanks de voortdurende pesterijen en de vele arrestaties, waren we gelukkig. Het was een euforische ervaring, we braken door de muur van angst.'

Róza Maria Gräfin von Thun und Hohenstein-Wozniakowska (1954, Polen), Europarlementariër, was voor en tijdens ‘’89’ actief binnen de vermaarde vakbond Solidariteit van Lech Walesa. De Poolse draagt de titel gravin dankzij haar huwelijk met een doorluchtigheid, vorst Franz von Thun.

‘Terug naar de jaren ’70, mijn studentenjaren in Krakau: risicovolle jaren. Onze familie trachtte bepaalde waarden te behouden. Mijn vader drukte boeken, daarvoor had hij de toestemming nodig van de censuur. Ik was me al op vroege leeftijd bewust van de problemen. Geen vrijheid van meningsuiting, ik kon niet studeren of lezen wat ik wilde, onze telefoon werd afgetapt.

Met een kleine groep studenten besloten we ons te organiseren in het studentencomité voor Solidariteit. We deden alle normale dingen die verboden zijn in een abnormale wereld: we zagen elkaar waar we wilden om te discussiëren over wat dan ook. Illegaal dus, in ons abnormale wereldje waar je elkaar onvoorwaardelijk moest kunnen vertrouwen. Niet gemakkelijk, want er waren altijd collaborateurs in de buurt. Soms kwam de geheime politie binnengestormd met traangas.

Ondanks de voortdurende pesterijen en de vele arrestaties, waren we gelukkig. Het was een euforische ervaring, We braken door de muur van angst. We publiceerden stiekem boeken, organiseerden lezingen, lazen samen poëzie en debatteerden. We hadden ook een theater waar verboden stukken werden opgevoerd. Het was wonderlijk en verrijkend: we leerden zóveel over ons land, onze literatuur en geschiedenis!

Tot op vandaag, hier in het Europees parlement, profiteer ik van die ervaring om te communiceren met mensen uit zeer verschillende milieus.

Zat je een tijd opgesloten, dan putte je kracht uit het lied Mury, van Jacek Kaczmarski, over ‘de muren die zullen vallen’.

Het eerste wat je in gevangenschap deed was luid dat lied aanheffen, en als verderop anderen mee gingen zingen wist je dat je als dissident niet alleen was. Maar na verloop van tijd zongen ook de ‘reguliere’ gevangenen, prostituée’s, dronkaards en dieven, vrolijk mee, tot grote woede van de bewakers. Dat zijn mijn gelukkige herinneringen.

Na de doorbraak in 1980, met Lech Walesa in Gdansk, kwam december 1981. De staat van beleg werd afgekondigd. Onze hoop op een vrij Polen vervloog. Maar ik realiseerde me al snel dat onze strijd niet afgelopen was, maar hoogstens uitgesteld. Want het systeem was aan het afbrokkelen. We waren inmiddels al met zoveel mensen die wisten dat je anders kon denken, spreken, vergaderen en zingen.

Acht jaar later was het zover. In juni 1989, vier maanden voor de val van de Muur, organiseerden we de eerste vrije verkiezingen in Oost-Europa.
Jaruzelski was nog wel aan de macht, maar hij had niet langer de controle over de partij, ook niet over het land, want niets werkte nog. 40 miljoen Polen saboteerden het systeem.

Toen zeiden oppositieleden: ‘We zijn allemaal verantwoordelijk voor het land, laten we samen zitten.’ Aan de ene kant zaten Jaruzelski en zijn getrouwen, aan de andere kant de oppositieleiders, waarvan sommigen een paar dagen eerder uit de gevangenis waren vrijgelaten. Zo heeft Polen zich aan een ronde tafel uit het systeem gepraat, zonder bloedvergieten. Dat was de echte revolutie.

Polen kent een complexe geschiedenis. Eeuwig ingeklemd tussen grootmachten hebben we moeten vechten voor ons bestaan, voor onze taal, voor onze godsdienst, voor onze vrijheid. Het klinkt romantischer dan het is. Elke Pool heeft in zijn familiegeschiedenis wel iemand die voor deze waarden vermoord is: gestorven in Duitse concentratiekampen of gedeporteerd naar Siberië.

De uiteindelijke aansluiting, in 2004, bij de Europese Unie heeft voor de grootste vooruitgang gezorgd in onze geschiedenis. Daarbij bewijzen de Polen zich opnieuw. Ik wil hier niet bescheiden over zijn. Polen zijn harde werkers, innovatief, flexibel.

Ondanks groeiende EU-scepsis in veel lidstaten, erkennen Poolse politici, júist door onze dramatische geschiedenis, de waarden van de Europese Unie: leven in vrede, eindelijk, en met open grenzen. Wij Polen voelen ons verantwoordelijk, ook al zijn we een jonge democratie.'