Ze vormen al jaren een onlosmakelijk duo, regisseur Martin Koolhoven en editor Job ter Burg. Het laatste project heet Het Schnitzelparadijs, losjes gebaseerd op de roman van Khalid Boudou. Ter Burg over de kunst van het editen.

Het zat er bij editor Job ter Burg (1972) al vroeg in. 'Als kind prutste ik al met muziek. Altijd maar knippen en plakken. Ik heb ook hoorspelen gemaakt en dat soort dingen. En met de super 8-filmpjes van mijn vader gerommeld. Maar de keuze om ook echt editor te willen worden maakte ik toen ik 18 jaar was. Ik studeerde toen nog theaterwetenschappen en had me aangemeld voor de basiscursus video maken. Die werd gegeven door ouderejaars Pieter Kuijpers (de regisseur met wie Ter Burg later Van God los en Off screen zou maken-GB). Op een dag ging het over montage en Pieter vertelde met een glimlach dat hij zich niet kon voorstellen dat iemand dat werk zijn hele leven zou willen doen. Elke dag maar in een hok zitten zwoegen achter een machine. Ik weet nog goed dat ik toen dacht : Nou, dat zou ík best willen. Ik ben altijd meer van binnen dan van buiten spelen geweest.'

Ter Burg maakt de switch van theaterwetenschappen naar de filmacademie, waar hij regisseur Martin Koolhoven ontmoet. Het klikt tussen de twee en Ter Burg zal de montage van alle films van Koolhoven doen. Van Suzy Q , via Amnesia en De Grot, tot Het Zuiden, en onlangs nog van de multiculti- komedie Het Schnitzelparadijs, die deze week in première gaat.

Het Schnitzelparadijs is een zeer vrije verfilming van de gelijknamige roman van Khalid Boudou, over de brave Marokkaan Nordip, die van zijn vader medicijnen moet gaan studeren, maar zo zijn twijfels heeft en stiekem in de keuken gaat werken van wegrestaurant De Blauwe Gier. Daar werkt ook Agnes, het hoogblonde nichtje van de bazin, op wie Nordip op slag verliefd wordt.

Het ruwe materiaal van Het Schnitzelparadijs liet zich goed monteren. Slechts een keer kreeg Ter Burg een scène die wat hem betreft niet helemaal werkte. 'Martin vroeg me om die scene snel te bekijken, omdat hij niet zeker wist of we alles hadden . Omdat de film vrijwel in zijn geheel op één locatie werd opgenomen, was het in dit geval mogelijk dat probleem op te lossen door materiaal voor de scène bij te draaien.'

De meeste actie in Het Schnitzelparadijs speelt zich af in de keuken van De Blauwe Gier, waar een etnisch allegaartje probeert samen te werken. Koolhoven gaf zijn acteurs op de set veel vrijheid, in de hoop dat de lol die ze tijdens de repetities met elkaar hadden gehad ook in de film zou belanden. Dat leverde bergen materiaal op, waar Ter Burg doorheen moest ploegen . Voor de meeste improvisaties op de set zorgden Amimoun (Shouf shouf habibi's Mimoun Oaïssa) en sidekick Mo (Yahya Gaier). 'Iedere take van die twee was anders. En ik moest dan de leukste stukken kiezen. Lastig, maar een luxe probleem, natuurlijk.'

Het werk van een editor begint als het eerste materiaal terugkomt van de set. Ter Burg: 'Ik begin gelijk met scènes monteren, zodat ik al een paar weken nadat de opnamen zijn afgerond een nulversie kan maken. Ik noem dat bewust geen eerste versie, want de nulversie is niet per se hoe ik denk dat de film moet worden. Ik volg nog heel netjes het script, omdat de schrijver en regisseur zich de film ooit zo hebben voorgesteld. Die nulversie is voor mij een inhaalslag, waarin ik vertrouwd raak met het materiaal. Daarna leg ik het script weg. Iedere scène heeft een eigen ritme, maar de flow van al die scènes bij elkaar moet ook kloppen. Het kan heel goed zijn dat iedere scène afzonderlijk prima werkt, maar dat als je er een paar achterelkaar zet de zaak niet snel genoeg op gang komt. Dan ga je scènes indikken of draai je dingen om. Het script doet wel suggesties over hoe de film er uit moet zien, maar uiteindelijk gaat het erom wat voor de film het beste werkt. De film is de baas . Het is voorgekomen dat we in de eerste twintig minuten van een film het script helemaal overhoop hebben moeten halen. Dat wil niet zeggen dat het een slecht script was. Omdat het uiteindelijk een goede film is geworden, was het toch een goed script. Alle ingrediënten zaten er immers in.'

Van de tien tot veertien weken die Ter Burg gemiddeld bezig is met de montage van een film, werkt hij ongeveer de helft van de tijd samen met de regisseur. 'Een van de belangrijkste vereisten van een goede editor is dat hij iemand moet zijn op wie de regisseur kan leunen. Tussen het ruwe materiaal kan veel goeds zitten, maar ook wel eens iets wat minder gelukt is. Natuurlijk zie ik wel eens iets, waarvan ik denk: Oei! Het is zaak dat je die momenten met tact aanpakt. De regisseur moet te allen tijde het gevoel hebben dat we in het zelfde kamp zitten; hij mag niet blokkeren.'

Bij twijfel beslist de regisseur, 'maar,' zegt Ter Burg , 'het gaat zelden over zijn idee versus mijn idee. Je komt op een niveau dat je samen beslissingen neemt. Niet als compromis, maar omdat je samen de visie op de film ontwikkelt. En met Martin en Pieter speelt dan ook nog mee dat we samen al veel films gemaakt hebben.

De perfecte montage bestaat sowieso niet. Ik ben er steeds meer van overtuigd dat iedere film het resultaat is van dát materiaal met díe regisseur en díe editor in díe tijd en díe bepaalde periode. Als ik Het Schnitzelparadijs een jaar later zou monteren, zou ik ongetwijfeld iets anders doen. En dat is niet per se beter of slechter.'

Goed of slecht is voor Ter Burg vooral een kwestie van gevoel. 'Het gaat er om of iets aankomt. Als een acteur iets zegt, maar ik geloof hem niet, dan ga ik naar een andere take of neem ik een shot vanuit een andere hoek om te kijken of dat wel werkt. Goede editing valt niet op, slechte zie je meteen. Stel je hebt twee mensen die met elkaar praten. Dan sta je als editor voor de keuze wie je laat zien. Soms wil je laten zien hoe iemand iets zegt, soms wat de impact op de ander is. Een slechte editor zit er dan net steeds naast.'

Essentieel is dat Ter Burg zijn gevoel goed onder woorden weet te brengen, want de regisseur kan immers weinig met de mededeling dat iets niet werkt. Hij moet horen waaróm het niet werkt. 'Ik monteer dan wel op gevoel, maar een dag later kan ik meestal haarfijn uitleggen waarom ik iets beter vind.'

Dat analytische vermogen is onontbeerlijk voor een editor, maar er schuilt ook een gevaar in. Het grootste beroepsrisico is volgens Ter Burg geen RSI, maar de kans dat je een onverbeterlijke cynicus wordt. 'Als editor ben je de hele dag bezig dingen te beoordelen en dat voor je zelf onder woorden te brengen. Ten opzichte van je materiaal is dat prima, maar als je dat bij alles in je leven doet wordt het snel vervelend. Dan heb je overal een mening over en debiteer je die ook nog eens de hele dag. Bovendien is het nooit goed genoeg. Ik zie het wel bij oudere editors, en ik heb me voorgehouden nooit zo te worden.'