Films die het verstand te boven gaan

Surrealisme in Rotterdam

Gerhard Busch ,

Het surrealisme schijnt in de beeldende kunsten al jaren dood te zijn, maar in de cinema is het nog springlevend. Getuige de handvol films in Rotterdam die duidelijk zijn geïnspireerd door deze kunststroming.

Centraal in het surrealisme is de gedachte dat de kunstenaar logica en verstand moet loslaten, zodat zijn onderbewustzijn de vrije teugel krijgt. Ongehinderd door conventies en zelfcensuur zal dat beelden opleveren die vrij zijn van esthetische of morele waarden. Doel van die beelden is schrikreacties, verbazing of opwinding bij de mensen teweeg te brengen, want alleen zo kan je ze wakker schudden uit hun zekerheden. En alleen dan kan de maatschappij zich vernieuwen. Menen de surrealisten.

Omdat plot en structuur in het onderbewustzijn geen grote rol spelen, heeft de surrealistische film nooit een groot publiek kunnen bereiken. Er was simpelweg te weinig verhaal om de kijker houvast te bieden.

De invloed van de surrealistische film beperkt zich dan ook tot de beeldtaal. Niemand kan vertellen waar Un chien andalou, Luis Buñuel en Salvador Dalí's baanbrekende surrealistische film uit 1929 over ging ( ook de makers niet!), maar iedereen herinnert zich het beeld van het oog dat met een scheermes wordt opengesneden.

Wie er van de moderne surrealisten nog wel eens in slaagt door te dringen tot een groot publiek, is Terry Gilliam ( Brazil, The Fisher King, 12 Monkeys). Al zal hem dat met zijn nieuwste film Tideland hoogstwaarschijnlijk niet lukken.

Tideland is onversneden Gilliam. Een grimmig sprookje over de tienjarige Jeliza-Rose, die zich terugtrekt in haar eigen fantasiewereld als kort na elkaar haar moeder en vader aan een overdosis heroïne overlijden.

Er zit in Tideland niet één normaal personage. Maar dit is dan ook geen realistische, maar een surrealistische film . Eekhoorns gaan praten en afgerukte poppenhoofdjes (Jeliza-Rose heeft er vier, het zijn afspiegelingen van haar karakter) knipogen of fronsen de wenkbrauwen. Veel tijd wordt ingeruimd voor een droomsequentie, want in dromen openbaart zich je onderbewustzijn, en dat is de brenger van al het goeds in het surrealisme.

Identificatie met de personages is moeilijk, maar daar is het de surrealist ook niet om te doen. Het gaat om ons, de kijker. Om onze reactie op wat we zien. En wat we zien is prachtig. Veel vreemde camera-instellingen en shots van onderaf ( we zien de film door de ogen van Jeliza-Rose) en ook de droomsequentie onder water is adembenemend.

Een beetje ongemakkelijk is de seksuele fascinatie van Jeliza-Rose voor de veel oudere Dickens, de zwakbegaafde broer van Dale, een zwarte weduwe die ooit iets had met de vader van Jeliza-Rose. Hoewel Gilliam zich op vrijwel alle fronten te buiten gaat, houdt hij zich op dit gebied echter opvallend in.

De Tsjech Jan Svankmajer, wiens Lunacy in Rotterdam internationaal in première gaat, houdt zich zelden in. Svankmajer noemt Lunacy een ode aan Edgar Allan Poe en markies De Sade. Twee helden van het surrealisme , want beiden zetten zich in leven en werk af tegen de heersende normen en waarden. En voor beiden speelden droom en (erotische) fantasie een grote rol.

Lunacy vertelt het verhaal van de psychotische Jean Berlot, die van het gekkenhuis terecht komt in een nog veel gekker kasteel. Daar slaat een markies honderden roestige spijkers in een houten Jezus en loopt een tongloze bediende rond. De tong speelt overigens een belangrijke rol in de animatiemomenten die de film regelmatig onderbreken. Svankmajer, van oorsprong animator, laat in Lunacy losgerukte tongen in en uit glazen kruipen, stuurt ze door pek en veren, of laat ze vallen uit koekoeksklokken.

De talloze objecten in zijn film zijn bijna heilig voor Svankmajer, die ervan overtuigd is dat objecten inhoud hebben - die ze gegeven is door de mensen die ze hebben gebruikt - en een ziel. Hij zal dan ook nooit computeranimaties gebruiken, omdat die virtueel en per definitie zielloos zijn.

De fetisj voor objecten is kenmerkend voor de surrealist (die graag objecten die niets met elkaar te maken hebben bij elkaar zet om zo schrik of verbazing op te roepen) en vinden we ook in het werk van de Brothers Quay (Stephen en Timothy).

Elf jaar na hun speelfilmdebuut Institute Benjamenta (1995) komen de sterk door het animatiewerk van Svankmajer beïnvloede tweelingbroers met The Piano Tuner of Earthquakes. Net als Lunacy een film waarin 'live-action' af en toe wordt onderbroken door animatie.

De pianostemmer uit de titel wordt ontboden op het eiland van de demonische Dr Droz , om diens levensgrote muziekspeeldozen te komen stemmen. Daar ontmoet de stemmer een operazangeres die door Droz ontvoerd werd.

Net als Tideland en Lunacy biedt het verhaal in The Piano Tuner weinig houvast. De gekunstelde, sprookjesachtige sfeer vervreemdt en het tempo ligt dromerig laag. Maar die beelden, wat zijn ze weer prachtig. En vooral de animaties. Van het houthakkertje dat zijn eigen been afhakt, bijvoorbeeld, of de losse vinger die dienst doet als griffel.

Misschien moeten surrealistische films wel helemaal geen speelfilmlengte hebben. Het korte animatiewerk van Svankmajer en de Brothers Quay is veel rijker dan hun films, en Gilliams animatiefilmpjes voor Monty Python zijn ook nu nog onovertroffen. Het is ook vast geen toeval dat Un chien andalou, de film waar het allemaal mee begon, niet langer duurt dan 17 minuten.