Geïnspireerd door een rockliedje

Tigerkandidaat Tokyo Playboy Club van Okuda Yosuke

Naomi den Hollander ,

Tokyo Playboy Club is de tweede speelfilm van de Japanse regisseur Okuda Yosuke (1986). De gewelddadige film over de randen van de Japanse samenleving wordt ondersteund door accordeonmuziek die het geheel een luchtige, soms zelfs komische, toon geeft.

Idee?
‘Wat ik schrijf komt over het algemeen voort uit een fascinatie of angst die ik heb, of een verdriet dat ik al lang met me meedraag. Maar bij Tokyo Playboy Club ging het anders. Ik zat thuis naar een cd van de Japanse rockband Elephant Kashimashi te luisteren en hoorde voor het eerst het nummer Power in the World. Dit nummer sprak me zo aan, dat ik er een scenario bij schreef.’

Accordeonmuziek?
‘Er zitten veel gewelddadige scènes in de film en als je die ondersteunt met een gewelddadige soundtrack, kan het soms teveel van het goede zijn. Ik wilde niet dat het over the top zou worden. Dus door er accordeonmuziek onder te zetten wilde ik het publiek aanzetten op een andere manier naar het geweld te kijken. Het is een onbewuste keuze geweest, maar ik denk dat ik met het contrast tussen de beelden en de muziek inderdaad ook wel iets van humor wilde toevoegen aan de scènes.’

Invloeden?

‘Quentin Tarantino is een van mijn favoriete filmmakers. Vooral de kracht van zijn dialogen inspireert mij. Japanse regisseurs Kinji Fukasaku en Shohei Imamura zijn ook grote voorbeelden. Wat mij van Fukasaku aanspreekt is de energie van de verhalen die hij vertelt. Van Shohei Imamura heb ik geleerd hoe ik personages moet neerzetten. Ik heb hun films zo vaak gezien, dat ze onderdeel van mij zijn geworden.  Ik had pas na het schrijven van mijn scenario door dat ik beïnvloed was door die regisseurs.’

Ambities?
‘Ik wil nog heel graag een puur verhaal vertellen, een nieuw en ietwat naïef verhaal. Ik zit nu midden in het schrijfproces, dus wat het uiteindelijk gaat worden weet ik nog niet.’

Filmen in Japan?

‘ Ik vind dat Japanse films tegenwoordig te commercieel zijn. De creatieve inbreng van filmmakers is enorm beperkt, met name als je voor een studio werkt. Films moeten onderdeel zijn van een cultuur en het is aan jonge regisseurs om daar een bijdrage aan te leveren. In mijn eigen ervaring is de filmindustrie heel erg gericht op idolen. Er is vaak heel veel druk van bovenaf om een populaire studioacteur of -actrice te casten. Ik had het geluk dat mijn producent mij vrij liet in mijn keuzes. Zijn enige zorg was hoe we geld konden krijgen voor de productie.’