De Coen-broertjes hebben met The Man Who Wasn't There een goed ogende film noir gemaakt. Compleet met een filosoferende voice-over, maar zonder diepgang.

Hoe zou acteur Billy Bob Thornton er dit keer uitzien? Na de zwakzinnige uit Sling Blade, de hillbilly uit U-turn, de sukkel uit A Simple Plan en de neurotische charmeur uit Bandits lijkt de carrière van Thornton uit te draaien op een overtuigende verkleedpartij. In The Man Who Wasn't There (Joel Coen) speelt hij opnieuw de sterren van de hemel, dit keer als een in het leven teleurgestelde jongenskapper, die zichzelf op typsiche Coen-wijze de afgrond inwerkt. Zonder de prachtige zwartwit-fotografie zou Thornton nog steeds veel weg hebben gehad van een verkreukelde Montgomery Clift. Of is het toch eerder Humphrey Bogart?

De Coen-broertjes brengen met The Man Who Wasn't There de zoveelste hommage aan het film noir-genre van de jaren vijftig - natuurlijk met alle elegantie van de wereld. Zelden zo mooi sigarettenrook in beeld gebracht gezien. Maar daarmee gaat de film toch vooral over sigarettenrook. Of over een oldtimer die in slow motion door het beeld zweeft. En natuurlijk over al die andere films en hardboiled romans die de inspiratiebron hebben gevormd. Niets nieuws dus onder de Coen-zon.

Wat de film qua thematiek aan diepgang zou kunnen hebben, wordt de kop ingedrukt door Thornton's filosoferende voice- over. Die legt precies uit waarom die man uit de titel er niet is, terwijl je zo 'n vraag best aan de toeschouwer zou kunnen overlaten. Ach ja, een film noir zonder voice-over is natuurlijk ook geen film noir.