De Canadees Guy Maddin staat te boek als een van de meest eigenzinnige, originele filmmakers van de hedendaagse cinema. Een status die hij ironisch genoeg heeft bereikt door van zijn oeuvre één grote pastiche van de vroege filmgeschiedenis te maken, waarbij met name de visuele stijlen en montagetechnieken van de expressionistische Duitse cinema en de Sovjet propagandafilms uit de jaren ‘20 als inspiratiebron dienden. ‘Het was lafheid die mij deze stijl opdrong. Ik dacht: als ik een film maak die niet op een hedendaagse film lijkt, dan hoef ik ook de vergelijking niet aan te gaan.’

De feiten
Geboren: 28 februari 1956, Winnipeg, Canada

Actief als: regisseur, schrijver, cinematograaf, editor, producent

Eerste film: Tales from the Gimli Hospital (1988)

Prijzen: won in 2007 met My Winnipeg op het filmfestival van Toronto de prijs voor beste Canadese film; werd door de Directors Guild of Canada twee keer genomineerd voor beste regie: in 2003 voor Dracula: Pages from a Virgin's Diary en in 2004 voor The Saddest Music in the World; kreeg op het International Film Festival Rotterdam in 2003 een speciale vermelding van de internationale filmjournalisten voor de bijzondere visuele stijl van Cowards Bend the Knee or The Blue Hands.

Beste film
In 2006 zei Maddin in een interview dat, op een goede dag, een aantal van zijn films ‘misschien in de buurt komen van oké’. Maar, zo voegde hij er aan toe, ‘Ik geloof wel dat ik een grootse film in mij heb’. My Winnipeg (2007), een haat-liefdesverklaring aan zijn geboortestad en uitvalsbasis waarin lokale mythes gecombineerd worden met herinneringen uit de jeugd van de regisseur, is die grootse film geworden. De ‘docu-fantasia', zoals Maddin de film zelf omschrijft, betovert dankzij de prachtige, veelal vervreemdende beelden, maar ook vanwege Maddins poëtische voice-over, en is volstrekt uniek in zijn vorm. Voor het eerst benadert Maddin het niveau van de klassiekers waar hij zich zo graag aan spiegelt.

Slechtste film
Twilight of the Ice Nymphs. Visueel is er, zoals altijd bij Maddin, genoeg te genieten – hij liet zich ditmaal inspireren door de dromerige , kleurrijke schilderijen van de Franse symbolisten – maar op eigenlijk alle andere vlakken (plot, dialoog, acteren) kan dit surrealistische sprookje worden aangeduid als de grote mislukking uit zijn carrière. En zo beschouwt Maddin de film zelf ook.

Handelsmerk
Caelum Vatnsdal, auteur van een boek over het werk van Maddin, omschreef de anti-realistische, melodramatische stijl van de Canadese filmmaker als Kino Delirium. Kino refereert aan Maddins voorliefde voor de Duitse, expressionistische cinema uit de jaren ’20, wat vooral terug te zien is in de decors en de belichting van film als Archangel (1990) en Careful (1992). Delirium verwijst naar de hallucinerende, vervreemdende beelden die al zijn films kenmerken, vaak op hypnotische, ritmische wijze verweven met overdreven tussentitels.
De karakters in zijn films worden haast allemaal voortgedreven door lust; Maddins eigen obsessies, angsten en jeugdtrauma’s spelen altijd een belangrijke rol. De thematiek in zijn werk wordt dan ook vaak aangeduid als Freudiaans, al zegt hij zelf niet zo veel met de Oostenrijkse psychoanalyticus te hebben: ‘Ik heb niet meer gelezen dan wat hoofdstukken over de duiding van dromen. Dat is niets voor mij. Ik laat me niet graag mijn dromen afnemen.'



Maddin over Maddin
‘Primitiviteit is de stijl die mij het best past. Het was lafheid die mij deze stijl opdrong. Ik dacht: als ik een film maak die niet op een hedendaagse film lijkt, dan hoef ik ook de vergelijking niet aan te gaan . Het is een middel om me te verstoppen.'
(De Volkskrant, 2003)

‘Ik zou het geweldig vinden als mensen mijn films (na mijn dood) zouden blijven bekijken, ook al is het als een cultfenomeen, want dan is er altijd een kans dat iemand – misschien een heel slim iemand – erover zal schrijven en mijn werk nog een aantal jaren onsterfelijkheid zal geven.’
(Offscreen, 2006)

(over zijn debuut The Death Father) 'Ik tartte de dood - dat dacht ik echt. IJdel natuurlijk, maar dat is iets waar veel beginnende filmmakers last van hebben. Als je voor het eerst een camera in handen hebt, voelt het alsof je rechtstreeks contact hebt met alle wereldrevoluties.'
(De Volkskrant, 2003 )

'Ik vind acteurs die realisme nastreven helemaal niets. Een goede acteur acteert met zijn handen. Hij moet met één gebaar de boze buurman kunnen neerzetten, of de depressieve neef. Bij voorkeur is dat ene gebaar een groot gebaar.'
(De Volkskrant, 2003)

‘Ik realiseerde mij dat ik alle boeken en films, min of meer, als een sprookje zie, net als dat elk voedsel min of meer naar kip smaakt.’
(GreenCine, 2008) 

‘Ik streef ernaar dat iedereen tijdens de opnamen de weg kwijtraakt. Ik wil dat acteurs op het scherm onzeker en verdrietig ogen. Ik gebruik liever de takes van mislukte opnamen dan takes waarin ze zelfverzekerd hun werk doen.'
(De Volkskrant, 2003)

‘Ik heb nooit echt een plan gehad voor werelddominantie. Ik snap niet eens hoe Peter Jackson zijn films kan maken. Ik begrijp het proces niet eens… iets met ‘green screens’ of zoiets. Ik vind Jackson geweldig, maar ik snap het gewoon niet en ik heb ook niet de ambitie om zo’n soort filmmaker te zijn. Ik wil meer als Buñuel zijn, of een low budget Von Sternberg.‘
( Offscreen, 2006)