‘Je droomt van een ander leven. Je stelt je voor dat je ergens anders bent. Maar op een dag realiseer je je dat dat onmogelijk is. Jij bent jij. Hier en nu. Je dromen zullen je levensloop niet veranderen. Dat dien je te respecteren.’

Met deze defaitistische woorden begint 11 Flowers van de Chinees Wang Xiaoshuai. Het is 1975, een jaar voor het einde van de Grote Culturele Revolutie van het Proletariaat. De elfjarige Wang Han woont met zijn strenge, maar zorgzame moeder, zijn vader, een intellectueel annex acteur, en zusje in een stadje in het zuidwesten van China.

Op een dag wordt het joch uitverkoren om de gymoefeningen voor te doen. Daarvoor heeft hij een nieuw, hagelwit overhemd nodig. Dat is zo duur dat het de kledingcoupons van een heel jaar opsoupeert. Als Wang Han het dure gewaad wast in een rivier wordt het gestolen door een ontsnapte, van moord verdachte kerel. Wang Han besluit hem niet te verraden, en belandt daardoor in een ingewikkelde spagaat.

Wang Xiaoshuai kwam als een van de eerste onafhankelijke Chinese filmmakers naar het Rotterdamse filmfestival; zijn grimmige aanklacht Frozen presenteerde hij er in 1997 uit angst voor repercussies onder het pseudoniem Wu Ming (‘geen naam’).

De toon van het fraai gefotografeerde 11 Flowers is totaal anders: het is een levendig, maar ook wat braaf, kabbelend en weemoedig drama, waaraan de Chinese autoriteiten nauwelijks aanstoot kunnen nemen. De kleine Wang beziet met grote ogen de wereld om hem heen, van het hardvochtige leven dat zijn ouders leiden krijgt hij weinig mee.
Het camerawerk is fraai, met veel couleur locale en overweldigende massa-scènes. De Rode Garde marcheert voortdurend in groten getale door het beeld; overal hangen portretten van partijleider Mao Zedong en luidsprekers waaruit propagandaliederen schallen.

Wang Han is ongevoelig voor de propaganda; mede door de invloed van zijn vader, die hem bij voortduring inprent dat hij kunstschilder moet worden. ‘Dan ben je onafhankelijk. Een schilder bepaalt zelf wat hij schildert.’ Tekenend voor 11 Flowers is dat zijn vader – een groot bewonderaar van de impressionisten – er ook op blijft hameren dat de bloemen die Wang Han schildert individuen zijn, waarnaar je goed moet kijken. Het lijkt subtiel, maar het is net wat teveel van het goede.