Er was een tijd dat de Europese kunstzinnige cinema zich nog frequent met andere dingen bezighield dan met het najagen van de tijdgeest en al het vluchtige.

Ingmar Bergman (Het zevende zegel), Andrej Tarkovski (Andrej Roebljov), Wojciech Has (Manuscript gevonden te Saragossa) en tijdgenoten putten hun inspiratie ook uit vroeger eeuwen. Zij waren zich bewust van diepe, elkaar kruisende historielijnen. Grasduinden in oude literatuur, speelden met metafysica en symbolen, schuwden filosofie noch hermetica. Plaatsten de nietige mens terug in het grotere geheel. In de natuur, in het universum, waar de raadsels oneindig zijn en tijd iets anders is dan onbenullige klokjes.

Die traditie is vrijwel uitgestorven. En ziedaar ineens The Mill and the Cross van de Poolse regisseur en multidisciplinair kunstenaar Lech Majewski (1953). Daarin zwerft Pieter Bruegel de Oude ( Rutger Hauer), schetsend en in gezelschap van koopman, bankier en mecenas Nicolaes Jonghelinck ( Michael York) door het schilderij-in-wording dat De kruisdraging zal heten.

Op het in 1564 te Antwerpen voltooide olieverfpaneel, tegenwoordig in de permanente collectie van het Kunsthistorisches Museum te Wenen, is Christus’ gang naar Golgotha verbeeld. Die kruisweg loopt niet door oud Palestina, maar door Bruegels eigen Vlaanderen, onder de knoet van de Spaanse overheersing en de sektarische terreur van de Inquisitie. Het schilderij telt honderden figuren, in een spinnenwebachtige constructie van scènes (het spinnenweb is een discreet leidmotief in de film).

Majewski werd ingevoerd in Bruegels late opus via het essay ‘The Mill and the Cross’ van Michael Francis Gibson. Maandenlang bestudeerde de erudiete auteur en kunsthistoricus het werk (124x170 cm) met een loep. Vanuit zijn interpretatie van de voorstelling ontstond de film , waarin slechts Bruegel, Jonghelinck en Maria ( Charlotte Rampling) tekst hebben.

De passend theatrale monologen over de waanzin van de mens, over leven en dood, vormen het hart van deze bespiegeling in beeld en geluid. Geluid dat uiterst discreet aanwezig is – een weldaad in de hedendaagse cinema, grossierend in audiosurplus. Het zijn de beelden die spreken, naast de drie stemmen. Dankzij digitaal vernuft dient De kruisdraging daarbij als achtergrond, in majestueuze totaalopname, uitsnede of detail.

Cerebraal en archaïsch als The Mill and the Cross mag zijn, de zeggingskracht van deze hoogst oorspronkelijke en fraai verbeelde vertelling is groot. Dat Majewski ooit studeerde bij landgenoot en meesterfilmer Wojciech Has verwondert geenszins. En zoals bij Has, en Bruegel, wordt hier niets op een presenteerblaadje aangereikt. Voor de compromisloze uitvoering van Majewski’s project kan men niets anders dan lof en bewondering hebben.