Toen regisseur Peter Jackson een paar jaar terug tijdens het zappen op de BBC-serie Sherlock stuitte, was hij zo onder de indruk van acteur Martin Freeman, dat hij hem koste wat het kost wilde hebben voor de hoofdrol in zijn verfilming van The Hobbit. Freeman had echter geen tijd, hij had zich al verbonden aan een tweede seizoen Sherlock. Waarop Jackson de opnamen van zijn peperdure megaproductie gewoon een maandje stillegde.

Dat getuigt van wel heel veel toewijding, maar Jacksons enthousiasme is best voor te stellen. Het acteerwerk in Sherlock is de grote troef van de serie. In producties als The Office en The Hitchhiker’s Guide to the Galaxy was Freeman al een sympathieke ‘ straight man’, maar in Sherlock is het vooral de chemie die hij heeft met tegenspeler Benedict Cumberbatch die onweerstaanbaar werkt. Cumberbatch speelt de klassieke speurneus uit de boeken van Sir Arthur Conan Doyle als een contactgestoorde neuroot, met Freemans Dr. Watson – vriendelijk, tikje rusteloos – als enige kompaan. Ondanks het cartooneske karakter van Conan Doyles universum, is het een 'bromance' die weet te ontroeren.

Sherlock is niet de enige recente verfilming van deze oer-detectiveverhalen; de Britse regisseur Guy Ritchie maakte ook een aantal amusante Holmes-films, met Robert Downey Jr. en Jude Law in de hoofdrollen. Er zijn uiteraard overeenkomsten, maar ook verschillen – met name de grote gimmick van de BBC-serie: de mysteries zijn vertaald naar het heden. Een sterke vondst, die de mogelijkheid biedt de ingenieuze plots een toepasselijk hi-tech-tintje te geven. Zo bieden smartphone en GPS regelmatig uitkomst en houdt Watson de zaken bij in een blog (zoals hij in de oorspronkelijke verhalen ook optreedt als verteller).

Seizoen twee, dat onlangs op dvd verscheen, bestaat net als deel één uit slechts drie afleveringen van anderhalf uur. Filmlengte dus, in de geest van de klassieke tv- detectives van de BBC. Ditmaal staan drie van de bekendste zaken centraal, waaronder The Hound of the Baskervilles. De makers staan duidelijk zelfverzekerder in de schoenen: de moderniseringen hebben nog meer vernuft, de dialogen zijn nog sneller en humoristischer, camerawerk en vormgeving zijn nog fraaier.

Een mogelijk kritiekpunt zou kunnen zijn dat de plots flink vergezocht zijn – en soms verdraaid ingewikkeld bovendien – en de hoofdpersonen bespottelijk briljant. Maar goed, daarvoor moet je bij Arthur Conan Doyle zijn ; de makers van de serie doen er wat dat betreft geen schepje bovenop.

Extra’s: een aardige making-of van 20 minuten en – een must voor de fans – inzichtelijk commentaar bij twee afleveringen.