De speurtocht van een joodse jongen uit keurig Amsterdam Oud-Zuid naar een rauwe zwarte meid met grote borsten en billen. Dat is het niet heel fijnzinnige uitgangspunt van Robert Vuijsjes debuutroman Alleen maar nette mensen, waarmee hij een groot publiek wist te bereiken.

Dat had veel te maken met de boude observaties van hoofdpersoon David over de multiculturele samenleving, die in de media het nodige stof deden opwaaien. Daarnaast heeft Vuijsjes soepele schrijfstijl het succes vast ook niet in de weg gezeten.

Blijft het verhaal ook staan zonder die compacte, onderkoeld-humoristische verteltrant? Mwah. De verfrissend politiek incorrecte observaties over Hollanders, Joden, Surinamers en Marokkanen blijven amusant. Racistisch en seksistisch, oordeelden critici van het boek, maar de typeringen worden met zo’n vette knipoog gebracht dat je je er moeilijk aan kunt storen. Het is eerder die knipoog die irriteert: de personages zijn wel heel erg plat.

Regisseur en scenarist Lodewijk Crijns ( Met grote blijdschap) lijkt vooral zijn best te hebben gedaan een vlotte komedie voor het BNN-publiek te maken (de omroep is coproducent). Snel gemonteerd, met veel grappen, veel bloot en weinig pretenties. Jammer, want de thematiek vraagt om meer. Oud-Zuid en de Bijlmer blijken veel overeenkomsten te hebben – alles draait er om uiterlijkheden en het barst er van de vooroordelen, hypocrisie en ongeschreven regels. De film stipt het aan, maar doet er verder weinig mee.

Zodra David na een eerste helft vol culture clash- gerelateerde humor de grimmige kanten van de Bijlmer ontdekt – geweld, louche zaakjes, gevoelloze kelderboxseks – slaat de toon van de film voorzichtig om. Het levert een paar effectief naargeestige scènes op, maar niet het gewenste drama. Als kijker geef je namelijk geen zier om David en zijn zoektocht, daarvoor is hij veel te eendimensionaal en onsympathiek. Ook het conflict met zijn vader blijft te schematisch om te ontroeren.

De acteurs treft niet al te veel blaam. Jeroen Krabbé en Annet Malherbe zijn aardig als Davids ouders, maar hebben amper iets te doen , en Imanuelle Grives overtuigt als heetgebakerde Bijlmerbabe. Géza Weisz (zoon van filmmaker Frans) is treffend gecast als joodse jongen met Marokkaans uiterlijk, al spreekt hij zijn teksten wat houterig uit.

Geheel in de lijn van de oppervlakkig-opgewekte toon – niet van de in wezen vrij sombere inhoud – sluit de film af met een geforceerd happy end. De kloof blijkt toch overbrugbaar, Davids droomvrouw blijkt te bestaan: een riant geproportioneerde, hoerig geklede black beauty mét universiteitsdiploma. Al lijkt dat laatste alleen relevant om Davids ouders te paaien, want hijzelf geeft de hele film weinig blijk van enige intellectuele interesse. Ten slotte staan ze allemaal vrolijk met hun billen te schudden in de chique woonkamer in Oud- Zuid. ‘Yes!’ is het laatste wat we David horen zeggen. Een onnozel slot voor een onnozele film.