Je zal maar de zoon van een beroemde acteur zijn en willen acteren. Tegenover de handvol acteurs die het gelukt is uit de schaduw van hun vader te treden (Kiefer & Donald Sutherland, Jeff & Lloyd Bridges, Josh & James Brolin), staat een heel leger van teleurstellingen.

Want je zal maar Scott (zoon van Paul) Newman zijn – voor wie papa in Hollywood alle deuren openzette – en dan moeten ontdekken dat je niet goed genoeg bent. Scott overleed in 1978 aan een overdosis. Hij was 28 jaar. Christian, zoon van Marlon Brando, hield het langer vol. Hij werd 49 jaar. Maar ook hij werd vermorzeld onder de roem van zijn vader.

Vaders en zonen, geliefd onderwerp in Hollywood. Vrijwel altijd moeten de zonen het opnemen tegen machtige, geslaagde, fenomenale vaders, maar in het komische drama Footnote worden de rollen eens omgedraaid.

Eliezer en Uriel Shkolnik zijn beiden professor, vorsers van de Talmoed. Maar al in de voortreffelijke openingscène blijkt dat zoon Uriel alom gerespecteerd wordt in de academische wereld, terwijl vader Eliezer allang vergeten is. Diens grootste academische verdienste is dat hij ooit werd opgenomen in een voetnoot van de legendarische Talmoedvorser P. Feinstein.

De toch al moeizame relatie tussen vader en zoon wordt nog verder op scherp gezet als Eliezer door een misverstand denkt dat een belangrijke academische prijs voor hem is, terwijl die prijs eigenlijk voor zoon Uriel bedoeld was.

Wat volgt is een messcherpe en hilarische film over roem, eigenwaarde, loyaliteit en afgunst. Met fijne rollen van Shlomo Bar-Aba (als de ongemakkelijke, maar onweerstaanbare Eliezer) en Lior Ashkenazi (als de geplaagde Uriel). In Israël won de film vrijwel alle denkbare filmprijzen, en afgelopen maart dong Footnote mee naar de Oscar voor beste niet -Engelstalige film (en verloor van het Iraanse A Separation).

De (inter)nationale erkenning is terecht. Regisseur Joseph Cedar slaagt erin een stoffig, cerebraal beroep – het doorvlooien van de Talmoed – fris en dynamisch in beeld te brengen, en weet ook de vader-zoonstrijd universeel en herkenbaar te maken.

De film zit vol aardige beeldvondsten, maakt handig gebruik van de ironische muziek van filmcomponist Amit Poznansky  en onderstreept nog maar eens dat Cedar (wiens Beaufort in 2008 ook meedong naar een Oscar voor niet-Engelstalige film) de belangrijkste Israëlische regisseur van het moment is.