‘Krab met je geest.’ Dat houdt dertiger Mark O’Brien zich voor als een kat met zijn staart langs zijn neus strijkt. Want Mark kan niet zelf krabben. Hij is in zijn jeugd door polio verlamd en brengt bijna de hele dag door in een ijzeren long.

Desondanks wist hij letteren te studeren aan de universiteit van Berkeley, en geniet hij enige bekendheid als dichter. Maar niet alleen Marks neus kriebelt. Als 38-jarige wil hij eindelijk ervaren hoe het is om seks te hebben. Omdat hij zijn lichaam vanaf zijn nek niet kan bewegen roept hij professionele hulp in. Niet van een prostituee, maar van een sekstherapeute, Cheryl.

Het klinkt als de zoveelste komedie uit de school van Judd Apatow (The 40 Year Old Virgin, Knocked Up), maar The Sessions is veel serieuzer, en levensechter. Dat laatste is geen wonder. Mark O’Brien heeft ook echt bestaan. Regisseur Ben Lewin baseerde zich voor zijn film op een artikel dat O’Brien in 1990 schreef, getiteld ‘On Seeing A Sex Surrogate’.

Regisseur Lewin is zelf een polioslachtoffer en dat heeft ongetwijfeld een belangrijke rol gespeeld bij de toon van de film. Mark is niet zielig, en geen heilige. Af en toe is hij zelfs een klootzak. Net als ieder mens. De ‘seks’ met de therapeute is eerlijk, dus soms ongemakkelijk en pijnlijk. En de humor in de film – en er zit behoorlijk veel humor in de film – komt voort uit de situaties.

De hoofdrollen in The Sessions worden gespeeld door John Hawkes (Winter’s Bone, Martha Marcy May Marlene) en – opvallend genoeg – Helen Hunt (As Good as It Gets). Hunt is veel ‘frontaal bloot’ in de film, maar noch de film, noch de actrice doet dat om aandacht te trekken. Terecht, bij een grote-mensenfilm film die zo over het accepteren van je eigen lijf gaat.

Oprechte films over gehandicapten doen het altijd goed bij de leden van de Academy, maar Hawkes werd – opvallend genoeg – niet genomineerd voor een Oscar. Hunt wel. En voor een Golden Globe, een BAFTA, een Independent Spirit Award, een San Diego Film Critics Society Award, enzovoort, enzovoort.