Het succesvolle strijkkwartet The Fugue staat vlak voor het 25-jarig jubileum wanneer bij oprichter Peter Mitchell de ziekte van Parkinson wordt geconstateerd. Het onvermijdelijke vertrek van Peter betekent het einde van de bestaande verhoudingen en het begin van veel onderlinge spanningen.

Peter (gespeeld door een opvallend ingehouden Christopher Walken) is de cellist en vaderfiguur in het kwartet, dat verder bestaat uit de briljante, maar berekenende eerste violist Daniel ( Mark Ivanir), de impulsieve tweede violist Robert ( Philip Seymour Hoffman) en Roberts eega Juliette ( Catherine Keener) op altviool.

A Late Quartet is de debuutfilm van de 46-jarige, in New York woonachtige Israëlische regisseur Yaron Zilberman , die verder alleen de documentaire Watermarks (2004) maakte, over een joods dames-zwemteam in de jaren dertig. Ondanks de geringe filmervaring wist Zilberman grote namen als Christopher Walken en Philip Seymour Hoffman te interesseren. Die kwamen ongetwijfeld af op het intelligente en volwassen script , dat Zilberman samen met Seth Grossman schreef.

Neem de scène, ergens op een derde van de film, waarin Peter en Juliette samen door het New Yorkse Metropolitan Museum lopen. Ze houden stil bij het zelfportret van Rembrandt uit 1658 (zijn grootste zelfportret, waarin hij zichzelf in een gouden gewaad heeft afgebeeld). Peter beschrijft de parallellen tussen de man die hij ziet op het schilderij en zijn eigen leven.

Wat opvalt aan deze scène is dat hij volstrekt vanzelfsprekend is voor het gezelschap dat we in deze film volgen. Terwijl dergelijke scènes vaak verzonnen en uitleggerig zijn in mindere films, past dit gesprek prima bij deze twee leden van de culturele elite . A Late Quartet is dan ook een schaamteloos elitaire film. En juist in die schaamteloosheid schuilt de kracht. De film weet voor wie die bedoeld is en past de toon niet aan in de hoop een nog groter publiek aan te spreken.

Daarin lijkt de film wel iets op een film van Michael Haneke. Met het grote verschil dat Haneke morele dilemma's aansnijdt , terwijl Zilbermans ambities bescheidener zijn. Voor hem is de wereld van de klassieke muziek een arena waarin hij persoonlijke verhalen over lichamelijke aftakeling, gefnuikte ambities en stukgelopen relaties kwijt kan. Geloofwaardige , goed gespeelde verhalen, maar in de herkenbaarheid voorspelbaar. En minder interessant.