‘Een vacuüm is ook niets,’ fluistert de vijftienjarige Meis (Gaite Jansen) tegen de kijker. Het is één van de vele wetenschappelijke weetjes die ze koppelt aan haar eigen bestaan, dat centraal staat in Tamar van den Dops tweede speelfilm. Van den Dop mengt in haar film, die recentelijk op het filmfestival van Berlijn draaide, existentiële mijmeringen met ontluikende seksualiteit, en maakt daar een spannende en visueel overdonderende kijkervaring van.

Meis woont met haar moeder (Tamar van den Dop), vader ( Bob Schwarze) en oma (Helga Boettiger) op de kop van een scherpe bocht ergens in niemandsland. Omringd door graanvelden en in de verte een waterweg waar trage schepen doorheen varen, is haar leven aan alle kanten begrensd en lijkt de tijd stil te staan. Terwijl de zomer zich voortsleept probeert het meisje het leven te ervaren en los te breken van de apathie die haar familie in een greep houdt. Ze wil horen, ruiken, voelen, en snakt naar aandacht van het andere geslacht.

Van den Dop kadert Meis’ verlangens in prachtige extreme close-ups van vingers die muren en voegen strelen, de textuur van verschillende oppervlaktes onderzoekend, en van waterdruppels op haar huid of een oor tegen een brug. De situatie waarin ze leeft is verstikkend, maar voor verandering is – natuurwet – een kracht van buitenaf nodig. Dus sart ze subtiel haar ouders, in de hoop dat – volgende natuurwet – haar acties een reactie oproepen, en wacht ze tot voor de zoveelste keer een chauffeur de bocht mist en het huis binnenrijdt.

Die dreiging van een auto door de voorpui is de hele film aanwezig, net als een gevoel van vergankelijkheid. Zo echoot bijvoorbeeld ook de zelfmoord van opa nog altijd door in het getraumatiseerde hoofdschudden van oma, en zoemen de continu aanwezige vliegen een subtiele onheilssymfonie. De beklemmende sfeer die dat oproept vormt een fijn contrast met de zonovergoten vergezichten, gefilmd met lenzen en filters die de warmte haast voelbaar maken. De hypnotiserende muziek van Marijn Slager knoopt alles netjes samen.

Grootste troef is echter hoofdrolspeelster Gaite Jansen. Na haar rol in 170 hz was al duidelijk dat ze goed kon acteren , maar gekoppeld aan de regie van Van den Dop is ze onvergetelijk. Of ze in de verte in slo-mo door prachtige composities stapt, of verstild van dichtbij in de camera kijkt, ze neemt bezit van het scherm en laat je als kijker niet meer los .