Eye presenteert dit najaar Mubii Japan: een programma met Japanse films van 1926 tot nu. Met grote namen als Ozu en Kurosawa, maar ook de buiten Japan relatief onbekende Mikio Naruse.

Met een veertigtal films, een symposium en acht colleges richt filmmuseum Eye in Amsterdam dit najaar onder de noemer ‘Mubii Japan – 90 jaar Japanse cinema’ zijn pijlen op de rijke historie van een van ’s werelds productiefste en veelzijdigste filmindustrieën. (Mubii is de fonetische omzetting van het Engelse movie naar het Japans.)
Speciale aandacht is er onder meer voor het themaprogramma ‘Tragische liefdes’, het buiten Japan relatief onbekende oeuvre van Mikio Naruse en het werk van moderne grootmeester Hirokazu Kore-eda. vpro Cinema licht vier van de mooiste ‘tragische liefdes’ uit.

Sisters of Gion (Kenji Mizoguchi, 1936)
De rol van de naar vrijheid smachtende vrouw in Japans patriarchale samenleving speelt een belangrijke rol in het overzichtsprogramma, en geen regisseur was zo radicaal in zijn feminisme als Kenji Mizoguchi (1896-1956). De oorzaak daarvan lag in zijn eigen moeilijke jeugd: als kind zag hij hoe zijn vader zijn moeder mishandelde, en hoe zijn oudere zus op jonge leeftijd als geisha werd verkocht. Het lijden van de vrouw zou uiteindelijk in zijn gehele oeuvre centraal te komen staan. Melodrama Sisters of Gion verhaalt over twee zusters die beiden als geisha leven in een arme arbeidersbuurt. Oudere zus Umekichi doet haar best zich zo dienstbaar op te stellen, terwijl jongere zus Omocha besluit het machtsspel mee te spelen en haar cliënten te manipuleren voor haar eigen gewin.

Maar voor beiden eindigt het in diepe droefenis, waarna Ukemichi in een van de krachtigste scènes (want: zeer persoonlijk) uit Mizoguchi’s roemrijke oeuvre zich jammerend afvraagt: ‘Waarom moeten wij zo afzien? Waarom moet er überhaupt zoiets als een geisha zijn?’



Floating Clouds ( Mikio Naruse, 1955)
‘Als ze ook maar een klein beetje bewegen, lopen ze geheid tegen een muur op,’ zei Mikio Naruse (1905-1969) ooit over de tragische personages in zijn films. Dat geldt ook voor geliefden Yukiko en Tomioko, de protagonisten in dit hartverscheurend mooie liefdesdrama, die ontdekken dat hun in Indochina ontstane romance in de nieuwe werkelijkheid van bezet Japan geen schijn van kans meer heeft. Vrijwel niets blijft hen bespaard, van bittere armoede tot ongewenste zwangerschappen, ziekte en moord. Ze haten elkaar, maar kunnen ook niet zonder de ander. Floating Clouds is de bekendste en meest geroemde film van Naruse, die net als Mizoguchi een voorliefde had voor pessimistische en melodramatische vertellingen over de lijdensweg van de vrouw. Vooral prachtig aan deze film is de elliptische montage, ondersteund door een ironisch-exotische soundtrack, die de suggestie wekt dat Yukiko en Tomioko zich in een eindeloze wandeling door naoorlogs Tokio bevinden. Collega-filmmaker Akira Kurosawa (Rashomon) zou daar later over schrijven: ‘Naruses methode om korte fragmenten op elkaar te stapelen oogt op het eerste gezicht kalm en weinig bijzonder, maar openbaart zich later als een diepe rivier met een rustig oppervlak, waaronder een razende stroming schuil gaat.’



The Story Of Floating Weeds (Yasujiro Ozu, 1959)

Niet zo bekend als Ozu’s eerdere zwart-wit meesterwerken Tokyo Story (1953) en Late Spring ( 1949), die dit jaar al in de Nederlandse bioscoop te zien waren als onderdeel van een kleinschalig retrospectief, maar zonder meer hun gelijke. Het verhaal is wederom bedrieglijk eenvoudig: een reizend toneelgezelschap speelt op een afgelegen eiland waar de leider, Nakamura, een bezoek brengt aan zijn onwettige zoon en diens moeder, met wie hij jaren geleden een verhouding had. Dit tot onvrede van zijn jaloerse maîtresse, die uit wraak een van de jongere actrices uit de groep op de naïeve zoon afstuurt, in een poging hem te verleiden. In een loom, zomers tempo schept Ozu een nostalgische wereld die betovert in zijn sereniteit, zachtheid en alledaags simplisme. Zijn fameuze gevoel voor compositie en kadrering – de camera beweegt geen moment en bevindt zich vrijwel altijd net iets lager dan de acteurs – blijft ongeëvenaard, en levert ook in Floating Weeds een aantal onvergetelijke scènes op. Waaronder een ellenlange scheldpartij tussen twee ruziënde geliefden, die aan weerszijden van een overkapping schuilen voor de stromende regen en geen van beiden de moed hebben om de oversteek te maken.



Maborosi (Hirokazu Kore -eda, 1995)
Speelfilmdebuut van documentairemaker Hirokazu Kore- eda (1962), over een jonge moeder die haar leven weer op de rit probeert te krijgen na de zelfmoord van haar man. Uiteindelijk trouwt ze opnieuw, maar de vraag over het waarom van de zelfverkozen dood blijft haar achtervolgen. Een mogelijk antwoord schuilt in de titel, die zoiets als ‘illusie’ betekent, en in de film vergeleken wordt met het mysterieuze licht dat eenzame schippers richting de zeebodem lokt. Met dit diep ontroerende, stilistisch overdonderende drama vestigde Kore-eda in één klap zijn status als  potentieel troonopvolger van Ozu, een belofte die hij in zijn latere films (vrijwel allemaal te zien in Eye) zou inlossen. De invloeden van de oude meester zijn dan ook overduidelijk: van de lage, statische camera tot scènes die beginnen en eindigen in een lege ruimte en het veelvuldig gebruik van Ozu’s beruchte ‘pillow shot’: wegsnijden naar een sereen stilleven dat weinig met de actie van doen heeft. Zelfs het ronkende machinegeluid van een boot waarmee Floating Weeds opent lijkt Kore-eda in de film verwerkt te hebben.

Mubii Japan – 90 jaar Japanse cinema,
Eye Amsterdam t/m december