Een paar dagen vóór het Cannes filmfestival voltooide Wong Kar Wai zijn nieuwe film My Blueberry Nights. Dat kwam goed uit, want het was de openingsfilm.

In 2004 ontstond op het filmfestival van Cannes enige beroering toen 2046, de aangekondigde film van Cannes-lieveling Wong Kar-Wai, niet op tijd leek af te komen. Nog tijdens het festival bleef de regisseur uit Hong Kong koortsachtig monteren aan het officieuze vervolg op zijn internationale doorbraakfilm In the Mood for Love. En pas op de allerlaatste dag van het festival kon 2046 vertoond worden.

Ook My Blueberry Nights, de nieuwe film van Wong, zou dit jaar tijdens het festival van Cannes in première gaan. Wong deed extra zijn best, en een paar dagen voordat het festival begon was My Blueberry Nights ook daadwerkelijk af. Dat kwam goed uit, want het was de openingsfilm.

De reacties op My Blueberry Nights, Wongs eerste Engelstalige film, met in de hoofdrollen zangeres Norah Jones en Jude Law, vielen niet mee. De meeste openingsfilms in Cannes worden door het luidruchtige Franse publiek met gejuich of boegeroep ontvangen. Na de vertoning van My Blueberry Nights bleef het oorverdovend stil. Alsof het publiek zijn lieveling niet wou afvallen, maar tegelijkertijd ook niet kon toejuichen.

De eerste recensies waren veel duidelijker: mislukt. Mooi maar leeg, flinterdun verhaal, clichébeelden van Amerika. Het is de begrijpelijke, maar overdreven reactie van een groep fans die teleurgesteld zijn in de prestaties van hun held. My Blueberry Nights is misschien niet Wongs beste film, maar nog steeds een genot voor oog en hart.

Zangeres Norah Jones, in haar acteerdebuut, speelt Elizabeth, een New-Yorkse schone die door haar vriend bedrogen is. Ze vindt troost bij Jeremy (Jude Law ), de charmante eigenaar van een eetcafé. Het is duidelijk voor de kijker dat de twee voor elkaar gemaakt zijn, maar Wong is de meester van het eindeloos uitgesponnen verlangen, en hij stuurt zijn heldin eerst Amerika in, op zoek naar zichzelf.

De zoektocht brengt Elizabeth - eerst als Lizzy, later als Beth, om nog eens te benadrukken dat ze een ander mens aan het worden is - in Memphis, waar ze kennismaakt met een alcoholische politieman, en later in gokstaat Nevada, waar ze een jonge pokerspeelster ontmoet.

De ontmoetingen leren Elizabeth veel over het leven. Veel critici van de film vonden dat Wong de kijker te veel met zijn neus op die levenslessen drukt door Elizabeth briefkaarten naar Jeremy te laten sturen waarin ze haar ervaringen nog eens benoemt. Maar Wong deed dat ook al in zijn eerdere films, waarin hij in tussentitels commentaar gaf op de gebeurtenissen. In precies dezelfde melodramatische bewoordingen als in My Blueberry Nights, alleen gebeurde dat toen in het Chinees, en dat klinkt blijkbaar een stuk mysterieuzer en minder afgetrapt dan in het Engels.

Wong is nu eenmaal een man van grote gebaren en woorden, en hij heeft de juiste, en misschien wel enige stijl gevonden waarbinnen die gevoelens niet vals en onecht klinken. Wong filmt even groots en meeslepend als de hunkering die hij wil laten zien. Rood is roder dan rood, mooie vrouwen lopen vertraagd door het beeld, en de camera draait verliefd om de personages heen.

In handen van de meeste regisseurs zijn het goedkope trucjes, maar Wong liegt niet. Hij gelooft in zijn eigen melodrama's, en daarom krijgt hij de kijker mee. Bij hem bepaalt de stijl de inhoud. Ís de stijl de inhoud. Zijn films zijn geen essays, niet eens verhalen, Wongs films zijn emoties.

Hoe weinig Wong geïnteresseerd is in de plot van zijn films, blijkt uit zijn manier van werken. Het liefst werkt hij zonder scenario. Hij heeft een idee, een gevoel, en legt dat vlak voor de opnamen aan zijn acteurs voor. De onzekerheid houdt ze scherp, is de redenering, maar kan ook wel eens vervelend uitpakken. Zo dacht actrice Maggie Cheung, de grote ster van Wongs In the Mood for Love, dat ze ook in 2046 een hoofdrol speelde. Totdat ze het eindresultaat zag, en bleek dat haar optreden tot een paar scènes van een handvol minuten beperkt was gebleven.

Maggie Cheung zit helemaal niet in In My Blueberry Nights, maar dat was ook niet de bedoeling. Wong wilde graag in Amerika filmen, en koos dan ook voor Engelstalige acteurs. Naast gevestigde namen als Jude Law, David Strathairn, Rachel Weisz en Natalie Portman, wilde hij per se zangeres Norah Jones (van het vijf Grammy's winnende album Come Away with Me) voor de rol van Elizabeth.

Jones had nog nooit eerder geacteerd ('Alleen in mijn muziekclips, en dat ging me al niet gemakkelijk af,' zou ze later zeggen), maar dat was voor Wong precies de reden dat hij haar in zijn film wilde. Hij zocht het naturel en de naïviteit van een beginner, en Jones zal hem niet teleurgesteld hebben, al vallen haar beperkingen als actrice - zeker in emotioneel bereik - wel op.

Dat neemt niet weg dat de andere acteerprestaties in My Blueberry Nights erg goed zijn, en dat is bij een debuterende, niet-Engelstalige regisseur bepaald geen zekerheid.

Naast zijn favoriete Chinese acteurs, moest Wong het in My Blueberry Nights ook zonder zijn vaste cameraman stellen. Voor het eerst sinds Days of Being Wild (1991), maakte de regisseur geen gebruik van de 'ogen' van zijn Australische cameraman Christopher Doyle. Diens taak werd overgenomen door Darius Khondji (Delicatessen , Se7en, Panic Room). En wat blijkt: de onverwachte camerahoeken, de extreme slo mo-beelden, het neonlicht en de over-verzadigde kleuren van Doyle, zijn gebleven. Bovendien bedacht Khondji, die in Panic Room de camera door muren en door het handvat van een koffiekan liet gaan, een prachtig poëtisch eindshot voor My Blueberry Nights.

Opvallend is wel dat Wong - hoewel Elizabeth in zijn film van het oosten van Amerika naar het westen reist, én weer terug - weinig van het Amerikaanse landschap laat zien. De gebeurtenissen spelen zich vooral binnen af en in het donker. Zodat Wongs eerste Amerikaanse film meer lijkt op de schilderijen van Edward Hopper, dan op de monumentale films van Amerikaanse meesters als John Ford. Maar daar is natuurlijk niets mis mee.