Aan de overkant van het huis van Frank Ligtvoet in New York maken Joel en Ethan Coen opnamen voor hun nieuwe film. De komst van Brad Pitt, George Clooney en John Malkovich zorgt voor opwinding. De Egyptische buurman: 'We will be famous, Sir!'

Brad Pitt klimt lenig en sexy als een kat over een muurtje. Ik zie hem door het raam van ons huis in Brooklyn Heights aan de overkant van de straat. Het is niet veel anders dan wanneer ik hem op het filmdoek zie. De afstand tussen ons is niet groter dan vijftien meter, maar je voelt dat hij het publiek wegdenkt, een publiek dat - naast mijzelf achter mijn raam - bestaat uit zo'n tachtig man van de filmcrew, veertig buren en toevallige voorbijgangers en een tiental paparazzi dat met ratelende camera's met telelenzen op onze trap naar de voordeur zitten.

Wij bestaan niet, Pitt ziet ons niet. Voor hem geldt vermoedelijk alleen de camera, waarvoor hij zichzelf al tot twee dimensies heeft teruggebracht.

Pitt speelt in de nieuwe film van Joel en Ethan Coen, Burn After Reading, een personal trainer in een slecht zittend, lichtgrijs pak en met een goedkoop, geblondeerd kapseltje. De film die volgend jaar uitkomt moet een komische thriller worden over een voormalige CIA-agent van wie de allesonthullende memoires worden gestolen. Burn After Reading wordt voor een deel op de stoep van onze overbuurvrouw opgenomen.

Pitts verschijning loopt - net als die van George Clooney, John Malkovich en Frances McDormand later tijdens de vier opnamedagen - uit op een kleine teleurstelling. Afgelopen zomer begon de opwinding in onze goedburgerlijke, Amsterdam-Zuid-achtige straat , een straat met brownstones en platanen op de stoep ervoor. Er was bij verschillende buren een locatiedame langs geweest om medewerking voor de film te vragen. Welke medewerking was niet meteen duidelijk, maar de namen van de regisseurs en de sterren waren voldoende om zelfs het meest verdorde hart in de straat te laten kloppen: de graatmagere, stokoude kerel van even verderop, die wij thuis 'de bittere man' noemen, begint ons te groeten. En ook doemen wij voor het eerst op in de mist rond zijn buurvrouw, een welgestelde alcoholica.

Amerikanen van laag tot hoog houden op een intense manier van film, van alle film. Het is een liefde die hen net als de Amerikaanse vlag samenbindt. Zo is er niets vreemd aan om zowel met een hoogleraar filosofie als met de man van de hardwarestore over het laatste deel van de Resident Evil-serie, Extinction, te spreken.

Van dit democratische culturele verband maakt ook onze buurman deel uit. Hij is de Egyptische imam van een huiskamermoskee, waar hij met vrouw en zes kinderen boven woont. Wanneer hij twee weken voor de opnamen met zijn zoontjes Osama en Yousef op onze zoons verjaardag verschijnt, begint hij ondanks het vergeestelijkende vasten tijdens de Ramadam, meteen over de film. 'We will be famous, Sir!', zegt hij lachend in accentrijk Engels en slaat me op de schouder. Zijn huis en de moskee eronder krijgen met vijf andere panden in de straat een speciale rol in het filmproject: vanaf hun daken zal het op een prachtige herfstavond vanuit sprinklers gaan regenen dat het een aard heeft en John Malkovich zal dat noodweer verschillende keren moeten trotseren.

In de maand vóór de invasie van de filmploeg, die gepaard gaat met tientallen vrachtwagens met materiaal en speciale trucks voor techniek en verblijf en die de straten in de omgeving verstoppen en alle parkeerplaatsen in beslag nemen, blijkt dat ons deel van straat een metamorfose moet ondergaan. We worden van een New Yorkse buurt omgebouwd tot een Washingtonse, Georgetown, omdat het huis van de hoofdpersoon, de CIA-agent, daar nu eenmaal staat.

De Coen brothers wonen in New York en filmen blijkbaar liever dicht bij huis. Er wordt getimmerd en gebouwd en geschilderd en Georgetown komt langzaam maar zeker tot leven. Het is beslist eleganter dan Brooklyn Heights. De ramen hebben er luiken en de deuromlijstingen zijn rijk versierd, de muren zijn niet bruin, maar geel en roze en crème en het vieze modderig parkeerplaatsje is in Georgetown bestraat en ommuurd.

Het gepraat in de straat door bewoners en door 'filmtoeristen', die over de opnamen in kranten en blogs hebben gelezen, komt in een steeds hogere versnelling. Waarom hebben ze het huis van onze overbuurvrouw gekozen? Is het omdat zij de moeder van Adam Yauch, een van de Beastie Boys, is? En als blijkt dat die wel in de straat woont, maar op een ander nummer, weet iemand anders wel weer dat zij de moeder is van een van de vaste scenarioschrijvers van de Coens.

Ook is er geroddel over hoeveel dollar wie voor welke medewerking heeft gekregen en over de woede van buren die geen geld hebben gekregen, maar wel hun parkeerplaats drie weken kwijt zijn. Onze benedenburen wordt gevraagd hun appartement beschikbaar te stellen voor 'the talent', zoals de acteurs worden genoemd, om tussen de scènes te kunnen uitrusten. De opwinding komt dicht bij huis. Dadelijk zitten Clooney en Pitt misschien in onze gezamenlijke achtertuin te roken.

Wanneer de camera's dan eindelijk de straat binnengereden worden, beginnen ook Joel en Ethan Coen aan hun werk. Het zijn twee ontspannen mannen, nauwelijks te onderscheiden van de rest van de ploeg. Met hun spijkerbroeken en afgewassen T-shirts lijken ze meer op wat oudere college kids dan op de makers van al bijna klassieke films films als Fargo, The Big Lebowski, Brother, Where Art Thou en de net uitgebrachte No Country for Old Men. Ze dragen in ieder geval niet bij aan de verwachte glamour.

Ook de body doubles, acteurs die ongeveer dezelfde maten hebben als de sterren, dezelfde kleren aanhebben en er alleen zijn om te techniek te testen, werken - omdat je ze een moment verwart met de échte acteurs - eerder op de lachspieren. De set komt voor wie er niet professioneel bij betrokken is op geen enkele manier tot leven. Alleen degenen voor wie het werk is contact te onderhouden met de buurtbewoners, spreken met ons; de anderen, van regisseur tot cateringman, lopen vriendelijk en zwijgend langs ons heen.

Het is wel aardig te zien hoe John Malkovich tien keer in kamerjas een indringer achternajaagt of hoe George Clooney zes keer in een auto stapt en wegrijdt, maar die beelden zijn in de bioscoop ongetwijfeld interessanter dan in werkelijkheid . De sterren zijn sterren van de bioscoop en niet van een straat in Brooklyn.

Als de opnamen na bijna een week over zijn, spreek ik met de overbuurvrouw. Ze is niet jong meer en vond het gedoe om haar heen zwaar. Dan zegt ze: 'O, ja! Brad Pitt wilde nog iets weten over je gezin.' En dan stelt ze een vraag die er hier niet toe doet. Even komt de ster los uit zijn twee dimensies en ik voel alsnog iets van opwinding: hij heeft ons toch gezien!

Frank Ligtvoet woont en werkt in New York. Hij was daar tussen 1996 en 2001 Cultureel Attaché op het Consulaat Generaal. Eerder werkte hij in Amsterdam als directeur van het Literair Produktie- en Vertalingenfonds.