In een op hol geslagen maatschappij kan iedereen slachtoffer of dader worden, spokende dode of getergde levende. Dat blijkt uit het Hungry Ghost-programma, over Aziatische geestenfilms die onder je huid kruipen.

De verhouding tussen spook en mens is in het westen prettig overzichtelijk. De slachtoffers van geesten roepen de problemen meestal over zichzelf af. Wie geen verlaten huizen binnen gaat of paranormale krachten oproept, is veilig. Mocht er iets mis gaan – je tienerdochter wordt bezeten door de duivel, om maar wat te noemen – dan is er altijd wel een oplossing paraat: het inschakelen van een exorcist, een staak door het hart of een ander ritueel waardoor de wereld – in ieder geval tot het volgende deel – weer veilig is.
In de Aziatische geestenfilm ligt dat anders. Neem het schoolmeisje dat in Nightmare Detective 2 in haar dromen achtervolgd wordt door het slachtoffer van haar pesterijen. Wat is er gebeurd? Ze heeft met wat vriendinnetjes een klasgenootje opgesloten in een verlaten huis. Niet bijzonder aardig, dat is waar. Maar het is groepsdruk en andere druk van buitenaf die het slechte gedrag veroorzaakt. ‘Sorry, ik weet dat het geen excuus is, maar ik ben zo eenzaam’, huilt ze. Maar spijt betuigen helpt niet. En zo geeft Nightmare Detective 2, een film waarin iedereen slachtoffer is, geen traditionele bevrediging: de geest wordt niet verslagen en door de dader zielig te maken, krijgt de wraak van het slachtoffer toch een wrang smaakje.

Het klasgenootje is een typische Onryo, een geest die al in de vroegste Japanse spookverhalen opduikt (zie kader). Liefhebbers van Japanse horror  kennen het type: zwakkeren (meestal vrouwen) die na hun dood terugkeren met een verlangen naar wraak. Ze komen ook voor in meer tragische Japanse geestenfilms – in Ugetsu Monogatari (Kenji Mizoguchi, 1953) of in Kaidan (Masaki Kobayashi, 1964), gebaseerd op eeuwenoude volksverhalen. En tijdens het International Film Festival Rotterdam is zo’n zelfde geest verder te zien in het Thaise vierluik 4bia bijvoorbeeld, en in de Thaise tekenfilm Nak zit de Onryo uit de bekendste Japanse horrorfilm Ringu (1998, remake: The Ring, 2002).
Dat is wat het Hungry Ghosts-programma wil: dat de kijker parallellen trekt en door verschillende soorten films te zien een dieper begrip krijgt van de Aziatische manier van denken en voelen over de spirituele wereld. Bijna een cultureel-antropologische zoektocht eigenlijk, naar het Aziatische geloof in geesten en het verschil tussen vroeger en nu. De films zijn stuk voor stuk geworteld in verhalen die vroeger via theater en mondelinge overlevering werden verspreid. Samensteller van het rogramma Gertjan Zuilhof: ‘Zoals je westerse horrorfilms niet helemaal kunt begrijpen zonder iets te weten van het katholicisme, moet je iets weten van de spirituele verhalen uit Azië om geestenverhalen echt te snappen.’

Laat dit duidelijk zijn: de geestenfilms uit het programma zijn niet per se horror. Zuilhof wil juist de diversiteit aan verhalen en vertellingen laten zien. De film Under the Tree bijvoorbeeld, is eerder een arthousefilm van Garin Nugroho (Opera Jawa) die de verhalen van drie met zichzelf worstelende vrouwen op Bali mengt met spirituele dans. In The moon at the bottom of the well zoekt een vrouw haar toevlucht zoekt bij een sjamaan bij huwelijksproblemen.
De enge films die Zuilhof wel selecteerde, moeten ook meer inzicht bieden in het Aziatische geloof in het paranormale. In Susuk, gemaakt door de arthouseregisseur Amir Muhammad, neemt een aspirant-zangeresje haar toevlucht tot een oud Maleisisch ritueel om de X- factor te verkrijgen. ‘Een doodzonde!’, waarschuwt haar moeder, die op het platteland woont,  maar de drang naar beroemdheid is sterker. De film is een waarschuwing tegen het gebruik van zwarte magie, maar het laat ook zien hoe ‘ susuk’ werkt en hoe er tegenwoordig in Maleisië tegen aan wordt gekeken.  Susuk levert bovendien kritiek op een maatschappij waar het verlangen naar beroemdheid mensen over grenzen laat gaan en oude rituelen niet langer met eerbied worden behandeld.

Dat is een zorg die in Azië een stuk serieuzer genomen wordt dan elders. Geesten zijn altijd en overal aanwezig en het is bijzonder onverstandig ze boos te maken, geloven veel Aziaten – of ze houden er voor de zekerheid rekening mee dat dit zo zou kunnen zijn. En dat is geen bijgeloof dat alleen onder analfabeten op het platteland heerst: via sms’jes kun je er tegenwoordig advies over geestverschijnselen inwinnen. Dat geloof kan ook doordringen op de set, aldus Zuilhof. ‘In Under the Tree wordt een Balinees ritueel uitgevoerd waarbij iemand in een doodskist gaat liggen. Maar, zo gaat het verhaal, het is nog maar de vraag of je daar dan weer levend uit komt. Dat was een scène waar iedereen mee bezig was; ze maakten zich oprecht zorgen over de acteur.’

Dat geesten deel uit maken van de dagelijkse realiteit blijkt ook uit het feit dat mysterieuze verschijnselen ook in de gewone Aziatische films aanwezig zijn, die niet in aanmerking kwamen voor het programma . Zo zag Zuilhof een detective waarin de verdachte verklaarde dat hij het slachtoffer naakt heeft achtergelaten zodat ze niet zou komen spoken: bloot zou ze niet over straat durven. ‘En zo’n agent vindt dat antwoord doodnormaal.’ En een film over een aantal flatbewoners die de achtste etage vermijden, alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. ‘Er wordt gehint dat daar iets is gebeurd, maar dat doet er helemaal niet toe voor het verhaal.’

Zo hebben de geesten van vroeger inmiddels bezit genomen van de dagelijkse realiteit van de stad, waar ze bovendien eigentijdse communicatiemiddelen tot hun beschikking hebben. Op foto’s duiken ze op, ze brengen hun vloek over via radio of televisie , of ze sms’en hun slachtoffers dat ze eraan komen. Dat gebeurt in Happiness, de engste film van het Thaise vierluik 4bia, waarin een aan huis gekluisterde jonge vrouw alleen contact heeft met de buitenwereld via sms’jes. Ze flirt er lustig op los met een onbekende jongen die zegt al even eenzaam te zijn. Vreemd is wel dat hij alleen ’s nachts te bereiken is. En de foto die hij stuurt van zichzelf is wel heel raar.

De migratie naar de stad is ook de reden dat de grens tussen slachtoffer en dader steeds vager wordt. Azië is geen prettige plek, komt uit de films naar voren. Met de massale volksverhuizing van het platteland naar de stad raken mensen hun oude familiestructuren kwijt en communiceren ze bij voorkeur via elektronische hulpmiddelen.  Ouders blijven buiten beeld, of zitten aan hun laptops geplakt. Zelfmoord is er doodnormaal. Een harde samenleving is het, die het onderscheid tussen daders en slachtoffers flinterdun maakt. De pestkop is vaak ook maar een verwaarloosd kind.
Net als in de oude volksverhalen zijn het de zwakkeren die terugkomen om te spoken: het zijn de slachtoffers van pesten op de middelbare school, de onschuldige vrouwen en kinderen die vermoord zijn door gestreste echtgenoten en vaders. Schoolkinderen die zijn verongelukt met de bus. Maar het is eerder de maatschappij die het leed veroorzaakt dan de individuele daders.

Geen wonder dat de toorn van geesten zich, net als in het verleden, tegen iedereen kan keren: tegen de directe boosdoeners, maar via bezeten objecten tegen iedereen die de pech heeft hun pad te kruisen. Alleen is die kans tegenwoordig veel groter: zo is het in Yes, I can see dead people in het flatgebouw van de loser Wah Koon-Nam een drukte van jewelste. Zijn overleden vrienden hangen er nog rond, net als de geest van een dode psychiatrische patiënt en een hele lagere schoolklas aan kindergeestjes. In een stedelijke maatschappij waar alles en iedereen op elkaar zit, zijn geesten sneller gemaakt en moeilijker te verdrijven.
Het is een onontkoombaarheid die geestenverhalen vaak een afloop geeft die voor een westerling maar lastig te verkroppen is. In Azië weten ze dat geesten altijd overal zijn. Ze accepteren het gebrek aan een happy end en de suggestie van een voortzetting gemakkelijker . Wij zien spookbeelden waar je nooit meer vanaf komt.

Klik hier voor meer festivalinformatie over:
Het Hungry Ghost-programma