In het Signals-programma Hungry Ghosts wemelt het van de geestverschijningen, zwarte magie en ander onzaligs uit Azië. We zetten de deur naar gene zijde alvast op een kier.

Ooit volstond het in de cinema om met een devote dienaar des Heren, een plensje fris wijwater en een ferm uitgesproken ‘Vade retro, Satanas!’ de kwade geest de mensenwereld uit te drijven. Met zombies werd het al lastiger: ‘Shoot ‘ em in the head!’ was de beste optie. En vandaag de dag is er een armada exotische spooksels bijgekomen die zich partout niet wenst te voegen naar de gentleman’s agreement van de aloude genrefilm.

Tijdens het IFFR 2009 zullen onder de noemer Hungry Ghosts occulte fenomenen uit Indonesië, Thailand, Maleisië en Japan de bioscoopzalen onveilig maken. Wie in 3D wil griezelen kan aankloppen bij een heus festivalspookhuis, ingericht door Aziatische filmmakers.

Ondanks hun verschillende religies hebben Zuidoost-Aziatische landen één ding gemeen: het bovennatuurlijke is er in meer of mindere mate deel van het dagelijks leven. Geesten zijn er alomtegenwoordig en eeuwig, en daarom kijken mensen heel anders tegen hen aan dan bijvoorbeeld Europeanen dat doen. In het Avondland hebben we het occulte opgeborgen in folklore en fictie, waar het voornamelijk dient als amusement en bliksemafleider voor reële angsten. Fantomen zijn veelal uit ons denken en onze rituelen verdwenen.

Hoe anders is dat in Zuidoost-Azië. De Waalse regisseur Fabrice du Welz nam zijn metafysische thriller Vinyan (29 januari in de filmtheaters) voornamelijk in Thailand op. Een geestverruimende ervaring, zo vertelde hij tijdens het Filmfestival van Gent: ‘Thai leven in harmonie met de geesten, met de dood. Ze generen zich niet, want alles komt terug, in welke vorm dan ook.’ Dat dit in Aziatische contreien ook kan opgaan voor ‘intellectuelen ’ – literatoren, wetenschappers, journalisten, filmmakers – wekt in de Occident steevast verbazing. Met (bij)geloof in paranormale zaken is immers een waardeoordeel verbonden, al beschouwt de praktizerend christen zichzelf merkwaardigerwijs als volledig verlicht.

Amerikaanse rambamstijl
Goed, terug naar de zevende kunst. Wie de woorden ‘ film’, ‘occult’ en ‘Azië’ in één zin noemt, heeft eigenlijk de titel A Chinese Ghost Story in code uitgesproken. Met deze in tweeërlei opzicht fantastische romance tussen een wat sukkelige leerling-wetenschapper en een uitzonderlijke schone van gene zijde (her)introduceerden Hark Tsui en Siu-tung Ching in 1987 de Chinees-Hongkongese fantastiek in de filmwereld en definieerden een subgenre.

Na de onfortuinlijk voortijdige implosie van de opgebloeide Hongkong- filmindustrie ontwaakten ook in Japan en Zuid-Korea slapende geesten. Ring en Dark Water (Hideo Nakata), het Koreaanse schooltweeluik Whispering corridors/ Memento mori, Spider Forest (Il-gon Song) en andere titels enthousiasmeerden Westerse filmfestivalgangers. Twee Takashi’s (Miike en Shimizu) deden ondertussen een stevige yen in het zakje.

Vervolgens ontdekte Hollywood de creativiteitsexplosie in de Oost en ook de kwaadaardigste sjamanenvloek kon niet verhinderen dat het remakevirus driest om zich heen greep . Meestal ontberen de Amerikaanse versies de hete pepers van de originelen en ook de zo specifieke, vaak zinnelijke oriëntaalse sfeer zoekt men er vergeefs. Niettemin: de Aziatische geest was uit de fles en is er tot op heden niet in terug bezworen, zoals het Hungry Ghosts-programma illustreert.

Al is er een culturele connectie, films verschillen uiteraard onderling nogal van elkaar, zoals bijvoorbeeld 4bia en Susuk. De eerste film, een vierluik uit Thailand in ongegeneerd Amerikaanse rambamstijl inclusief popculturele verwijzingen, hapt vlot weg. Het openingssegment van 4bia, over een meisje met een gebroken been en een sinistere beller op de late avond, blijkt een minivariant op de telefoonterreurhit When a Stranger Calls uit 1979. Origineel is bovendien dat er niet in wordt gesproken: alle dialogen verschijnen als tekstberichten op het beeldschermpje van de mobiele telefoon in de trillende hand van de protagoniste. SMS-horror is geboren. Het slotsegment van 4bia mag er trouwens ook wezen. Daarin krijgt een overspelige stewardess, met een dode prinses heel alleen in een vliegtuig opgesloten, haar trekken thuis. Moralistisch, zeker, maar ook ijzingwekkend.

Bedachtzamer is het Maleisische Susuk. Hier neemt een lieftallige verpleegster met popzangeresdroom haar toevlucht tot zwarte magie. Dit moet haar het ontbrekende je ne sais quoi verschaffen dat de vedette onderscheidt van de louter getalenteerden. Had het meiske Goethes Faust nou maar gelezen. In het islamitische Maleisië zijn occulte praktijken overigens bij wet verboden, maar niet uitgebannen. Herbergt Susuk nu verkapte kritiek op politiek-religieuze verknopingen? Zo ja, dan is die voor de Westerse kijker zonder voorstudie niet met het blote oog waarneembaar. Slinkse vermomming als allegorie, sprookje of horrorvertelling functioneerde al in Europese communistische dictaturen uitstekend.

Cyclopische paraplu
In Japan zijn dergelijke preoccupaties niet meer relevant . De Oostaziatische archipel met de eeuwenoude traditie van spookverhalen is tijdens het IFFR onder anderen vertegenwoordigd met het sublieme Nightmare Detective 2 van Shinya Tsukamoto (Tetsuo 1 & 2, Gemini).

Tom Mes, chef van de gezaghebbende Nippon-cinema-website Midnight Eye.com en auteur van de monografie Iron Man: The Cinema of Shinya Tsukamoto, licht bij: ‘Ondanks het bovennatuurlijke uitgangspunt - een detective die andermans dromen kan binnendringen - gebruikt Nightmare Detective 2 vooral een heel concreet soort psychologie als voedingsbodem voor angst. Spoken zijn in deze film het product van trauma's en schuldgevoelens uit het verleden.’

Waarin verschilt Tsukamoto dan van andere filmmakers elders in de wereld? ‘Japanse spookverhalen zijn traditioneel gebaseerd op het geloof in karma en in die zin is Tsukamoto's film typisch Japans,’ aldus Mes. ‘Maar hij weet naast angst vooral een sterk gevoel van melancholie op te wekken.’ Die weemoed is in de Japanse genrecinema altijd aanwezig geweest, van Masaki Kobayashi’s visueel briljante portmanteauklassieker Kwaidan (1964) tot de eigentijdse, beduidend existentieel- abstractere horror van Kiyoshi Kurosawa (Kairo, Cure).

Juist door hun nawerking stijgen Nippon-genrebijdragen vaak uit boven die van andere landen uit de regio. Soms gaat het er ook eerder wonderlijk maf dan angstaanjagend aan toe, zoals in Yokai Monsters uit 1968. In deze culttopper verschijnt een reeks kleurrijke creaturen ten tonele, waaronder een cyclopische paraplu.

Horizonverbreding
Valt er in het IFFR-segment Hungry Ghosts nu een nieuwe trend of stroming te bespeuren? Fantasticofiel Phil van Tongeren, directeur van het Amsterdam Fantastic Film Festival en hoofdredacteur van het genrecinematijdschrift Schokkend Nieuws: ‘Vooralsnog ben ik wat terughoudend. De Indonesische episodefilm Takut: Faces of Fear, de eerste horrorfilm van de kersverse productiemaatschappij Komodo [samenwerkingsverband van Nederlandse en Amerikaanse producenten in Jakarta – OK], snijdt wel lokale occulte thema’s aan , maar de algehele aanpak is hooguit ambachtelijk en weinig origineel of geïnspireerd. Thailand lijkt de beste kaarten te hebben, al liep het AFFF- publiek in 2008 niet warm voor het fraai-melancholieke Dorm.’

In die laatste, aan Guillermo del Toro’s wrede meesterwerk El espinazo del diablo herinnerende film spookt het op een internaat. In één scène in Dorm smult een grote groep kinderen ‘s avonds tijdens een openluchtvoorstelling van een Hongkongese vampierfilm. Voor een dergelijk staaltje horizonverbreding zou je in Nederland snel een pak op je pedadogenfalie krijgen. Gelukkig heeft Harry Potter een dosis magie en fantastiek in het overgerationaliseerde polderkinduniversum teruggetoverd.

Tot slot: veel genreproducties uit Azië volgen min of meer bekende schema’s, compleet met de daarbij behorende vertel- en filmtechnieken die bovendien steeds meer verwesteren. Je zou het een aspect van filmculturele globalisering kunnen noemen. Een verademing en rustpunt in Hungry Ghosts is het authentieke Under the Tree van Garin Nugroho uit Indonesië.

Daarin zijn drie verhaallijnen over vrouwen in een gevoelsimpasse losjes met elkaar vervlochten. Het fascineert en ontroert, dit impressionistische drama over verlangen, verdriet en de plek van de doden in het Balinese leven. Couleur locale en de bijna antropologisch in beeld gebrachte rituelencultuur in combinatie met de universeel herkenbare vrouwenthema’s maken van Under the Tree een bijzondere IFFR-kijkervaring.