Vaste Torontoganger Gerhard Busch doet voor Cinema.nl verslag van 'Het grootste filmfestival van Noord-Amerika'.

Aflevering 5, donderdag 16 september

Net als twee jaar geleden bewaarde ik een film van Danny Boyle voor het laatst. Toeval, maar toch. Toen was het Slumdog Millionaire, die vervolgens de wereld zou veroveren en de Oscars domineren, nu was het 127 Hours, die wel eens even veel indruk zou kunnen gaan maken.

Bij eerdere voorstellingen van de film waren mensen flauw gevallen, las ik in de kranten, wat natuurlijk ook heeft gespeeld in mijn keuze. Het was trouwens informatie die ik niet had moeten hebben, omdat het iets van de film weggeeft.

Al heeft het mijn beleving van de film niet echt beïnvloed. 127 Hours is gebaseerd op een waargebeurd verhaal (scheelt toch altijd iets) over een canyoneer, die met zijn arm vast komt te zitten in een rotsspleet en daar uiteindelijk, inderdaad, 127 uur zal doorbrengen.
   
Het ligt voor de hand waar de mensen van flauwvielen, maar hoe indrukwekkend die scène ook is, de film is veel beter dan alleen die scène. Boyle is een tovenaar met beelden, en weet die ook nog eens heel goed te combineren met popsongs. Geloof me, het nummer ‘Festival’ van Sigur Rós is nooit meer het zelfde na deze film.
   
Met 127 Hours kom ik op het volgende Toronto-lijstje:

*****
The King’s Speech
127 Hours

****
Never Let Me Go
Armadillo
In a Better World
I’m Still Here
The Town
Tabloid
The Solitude of Prime Numbers

***
Easy A
Barney’s Version
Harud (Autumn)
Potiche
Stone
Inside Job

*
Passion Play

Ik liep door andere verplichtingen wel paar buzz-titels mis – waaronder Black Swan, Rabbit Hole en Beginners – maar het zou me niets verbazen als de publieksprijs – Toronto’s enige belangrijke prijs – naar een van mijn twee topfilms gaat. Zaterdag weten we het zeker.

Aflevering 4, woensdag 15 september

Een van de pijnlijkste momenten hier in Toronto was ongetwijfeld de wereldpremière van de film Passion Play. Op papier een heel interessante film. Het regiedebuut van scenarioschrijver Mitch Glazer (Scrooged, The Recruit), met een fantastische cast, bestaande uit onder anderen Mickey Rourke, Bill Murray en Megan Fox.

Voordat de film begon kwam iedereen nog trots en opgewekt het podium op. Vooral Glazer. Het was een film die hij al 20 jaar wilde maken, vertelde hij. Een ode aan zijn vrouw Kelly Lynch, die ook in de film zit .

De cast was zo goed, dat het voelde alsof hij een Rolls Royce had gekregen. Aan hem de taak de auto veilig op de weg te houden. Helaas voor Glazer vliegt de auto al in de eerste minuten uit de bocht.

Passion Play is een kitscherig verhaal over een verlopen trompetspeler die redding vindt bij een mooi meisje met echte vleugels (eeeeh, een engel wellicht?). Het is slecht gefilmd, slecht gespeeld, en slecht verteld.

Tijdens de vertoning werd wel gelachen. Maar zelden op de juiste momenten. En dan had Glazer nog geluk dat hij zijn film niet in Cannes voor de leeuwen had geworpen. Het agressief-cinefiele filmpubliek daar had heel anders gereageerd. Had tijdens de vertoning verwensingen naar het doek geroepen. En na de vertoning verwensingen naar de regisseur. In Toronto bleef het na de film vooral stil. Een heel dun beleefdheidsapplausje, gevolgd door een Q & A waarin niemand uit de zaal een vraag wilde/durfde stellen aan Glazer.

Ik had al interviews afgesproken voor de volgende dag met Glazer en misschien Rourke. De publiciste van de film schoot me gelijk na de voorstelling dan ook aan en wilde weten wat ik er van vond. Ik zei eerlijk dat ik het niets vond. En dat ik geen interviews kon doen met Glazer. Ze vroeg me er nog even over na te denken.
   
Ik vind het geen enkel punt om tegen iemand te zeggen dat ik iets niet goed vind in zijn film, zolang ik de film in zijn totaal maar goed vind. Andersom, zoeken naar een paar positieve puntjes in een verder mislukte film, is te pijnlijk voor alle betrokken partijen. Ik trok me dus definitief terug voor het interview met Glazer. Had ik dat ook gedaan als ik een 1 op 1 met Rourke had gehad? Ik hoop van wel, want hij is bijzonder slecht in deze film.

Niet dat mijn professionele overwegingen er achteraf ook maar iets toe deden. De volgende ochtend kreeg ik te horen dat cast en crew van Passion Play alle interviews hadden afgezegd.

Aflevering 3, dinsdag 14 september

Ik heb het over Colin Firth, die de hoofdrol speelt in de film die hier voor de meeste buzz heeft gezorgd, het prachtige The King’s Speech. Hoe kan een film over een Britse koning met een spraakgebrek (George VI, gespeeld door Firth), zo goed zijn? Omdat hij op alle mogelijke niveaus werkt. Het acteren van Firth en Geoffrey Rush, die een onorthodoxe spraaktherapeut speelt, is erg goed; het script – afwisselend grappig en aangrijpend – is erg goed; en ook de beelden van deze film, die ooit begon als toneelstuk, zijn erg mooi.

En daar wilde Colin Firth over praten. Dat op zich is nog niet zo verwonderlijk, maar Firth wilde zo graag over de film spreken dat hij de publicists, de dames en heren die de interviews regelen, verbood bepaalde journalisten zich bij de rondetafelgesprekken te laten aansluiten.

Zo werd, ik weet het omdat ze er nogal wat misbaar over maakte, een Australische journaliste geweigerd omdat ze had aangekondigd dat ze een profiel over Firth wilde schrijven. Hoe erg kan dat zijn, zou je denken. Daar kwam ik vandaag achter.

Want vandaag zat ik wel in een groep met de Australische. Tegenover het Franse filmicoon Catherine Deneuve (een meisje van 67 in een tijgerprint jurk met hoge split, maar dat is een heel ander verhaal).

Deneuve speelt de hoofdrol in de komedie Potiche van François Ozon. Interessante film en interessante maker, maar daar ging het de Australische niet om.

Zij wilde algemene vragen, voor een fraai profiel. En dus kregen we vragen als: Hoe houdt u het toch zo lang vol, wat is het geheim? Hoe oud zijn uw kleinkinderen? Werkt u nog veel in de tuin? Wat staat er allemaal in die tuin? Draagt u thuis ook kleren van Yves Saint Laurent?

Who cares!

Zij dus, en nog twee andere journalisten in ons groepje van vijf. Het was wat ze hier een ‘up hill battle’ noemen. Kansloze zaak. Ik heb achteraf nog even gesproken met de Australische, maar die was zich van geen kwaad bewust. De persconferenties gaan over de film, tijdens de rondetafelgesprekken is alles geoorloofd.

Godlof niet aan de ronde tafel van Colin Firth.

Aflevering 2, maandag 13 september

Print. Dat was ik altijd. Het gedrukte woord. Maar sinds kort ben ik ook Beeld. Voor de site heb ik al een flink dozijn beeldinterviews gedaan, maar dat waren vooral printinterviews waar een camera op gericht was. Dat schijnt niet te kunnen op TV. Daar moet het snel en snappy.

Hoe snel en snappy heb ik gemerkt in Toronto. Voor ons online filmprogramma (start 6 oktober, details volgen snel) ben ik in Toronto namelijk ook op jacht naar beeldinterviews.
   
Gisteren sprak ik al met Emma Stone, een jonge actrice die wel eens zou kunnen doorbreken met haar rol in de highschool-komedie Easy A. Vandaag kon ik daar Jeremy Renner en Ben Affleck aan toevoegen. En dat was pas echt snappy.

Renner (doorgebroken met The Hurt Locker) en Affleck (die kennen we wel) zijn in Toronto voor The Town, een klassieke ‘heistfilm’, helemaal niet onverdienstelijk geregisseerd door Affleck zelf.

En hoe gaat zoiets ? Je gaat naar het Four Seasons Hotel (vier seizoenen, vijf sterren) en meldt je bij de ‘publicists’. Dat zijn geen twee of drie mensen, dat is een heel leger. Ze communiceren via walkie talkies.

Ik ga als een stalen kogel in een flipperkast van de een naar de ander. Tot ik in de rij zit voor mijn vijf minuten-gesprekje met Renner. Die zit in een hotelkamer, op een stoel. Om hem heen rommelen wat mensen die camera doen, geluid, regie, en nog meer, want het zijn er meer dan drie.

Na vier minuten houdt iemand een bord met ‘1 minute’ omhoog. Even later een bord met ‘wrap up’. Afronden, graag. En voor je het weet sta je weer buiten. En zit je in een volgende rij. Voor Ben Affleck. Zelfde ritueel, en dan is het afgelopen.

Niet helemaal, want je mag de bandjes met het interview nog ophalen. Bij de afdeling Tape Check. Waar ook een man of vier zit. De laatste geeft je een tasje met de bandjes. Alsjeblieft, dankjewel.

Aflevering 1, zaterdag 11 september

De eerste keer was tijdens een van de filmpjes die voorafgaan aan de hoofdfilm. Kwam daar zomaar ineens een beeld uit Paul Verhoevens Basic Instinct voorbij (Sharon Stone nonchalant op de stoel, terwijl ze ondervraagd wordt door de politie). Gevolgd door de tekst: ‘Sommige beelden hoef je maar een keer te zien, om ze daarna nooit meer te vergeten.’ En daarna reclame voor een Cadillac . Vraag me niet naar het verband, maar het is toch leuk dat Verhoeven volgens de makers van dit filmpje verantwoordelijk is voor een van de iconische beelden uit de cinema.

Er zijn overigens meer van die filmpjes, en gok eens welke ook onvergetelijk schijnen te zijn? Het stalen skelet van de robot uit The Terminator, en Janet Leigh onder de douche in Psycho. Zo lust ik er nog wel een paar, maar vooruit, Verhoeven staat daar toch maar mooi tussen.

De andere keer dat ik sterk aan Holland moest denken was in de rij voor de film . Bij galapresentaties (rode loper, introductie door de maker en acteurs, Q & A achteraf) staat ook de filmjournalist net als alle andere gasten in de rij. Een rij die vaak een blokje omgaat en gemakkelijk een paar honderd meter lang is. Ben je een beetje op tijd, dan zit je halverwege de rij.

Om de tijd te doden kijk ik dan wel eens wat rond, en regelmatig zie ik hoe mensen die net komen aanlopen een gesprekje aanknopen met mensen die al enige tijd braaf in de rij staan. Als Nederlander weet je wat er dan gaat gebeuren. De nieuwe praat nog wat door, kijkt even om zich heen en voegt zich dan nonchalant bij de ander in de rij. Huppakee!

Maar we zijn niet in Nederland. Ik heb al een handvol van dergelijke gesprekjes gezien en niet een keer probeerde iemand voor te dringen. Sterker nog, ik maak me sterk dat afgezien van mijzelf, De Nederlander, niemand ook maar op het idee was gekomen dat voordringen überhaupt een mogelijkheid was.

adasd