Voor VPRO Cinema houdt Alaye van Empel-Aderemi een blog bij over zijn ervaringen op het Salaam Kivu International Film Festival (3-12 juli) in Goma, Oost-Congo.

'Ik kan de stad niet meer ontvluchten', fluisterde Petna Kantondolo in 2008 door de telefoon. 'Ik hoor de voetstappen van de soldaten in de straat.' Petna was een correspondent in Oost-Congo voor het buitenlandprogramma Metropolis. De militairen van rebellenleider Laurent Nkunda kwamen tijdens het gesprek in het holst van de nacht de stad in. Hier en daar viel een schot maar vrijwel alle militairen van het regeringsleger waren al gevlucht. Ik zat op de lege redactievloer in Hilversum en hoorde de doodsangst in zijn stem.

We hielden na die nacht contact. Ik beloofde Petna dat ik ooit een documentaire over hem en zijn filmfestival in Congo zou maken. Want naast correspondent was Petna ook oprichter en directeur van het Salaam Kivu International Film Festival , een filmfestival in Goma. Door film, zang en dans ontwikkelden de jongeren nieuwe ambities en werd hun wereldbeeld vergroot. Volgens Petna was dat de beste manier om de jongeren uit handen van de rebellenronselaars te houden, die in en rond de stad altijd op zoek waren naar nieuwe rekruten, om in de oorlog om de grondstoffen te vechten.

Dit jaar los ik mijn belofte in en reis ik met camera naar Oost-Congo. Voor VPRO Cinema hou ik een blog bij over mijn ervaringen van het tiendaagse filmfestival nabij de frontlinie.

Van Afrika, voor Afrika

Ik zit wat te staren naar het reisadvies voor Congo van Buitenlandse Zaken. ‘Ten noorden van Goma hebben in april 2015 ontvoeringen plaats gevonden en zijn landmijnen aangetroffen. De veiligheidssituatie is verslechterd. Reis alleen af naar dit gebied als dat strikt noodzakelijk is’. Hoewel het me niet verbaast, is het toch confronterend. Maar ik constateer dat dit een ‘noodzaak’ is. Dit is een verhaal dat verteld moet worden, ik moet gewoon niet zeuren.

Een belangrijk streven van mijn vriend Petna, initiatiefnemer van het filmfestival, is immers om invloed uit te oefenen op de beeldvorming rond Oost- Congo. En dat is nodig; een geloof in jezelf en de samenleving is een van de eerste stappen in de ontwikkeling van een maatschappij en een volk. Want hoe lastig is het om een winnaarsmentaliteit te verspreiden onder mensen die zichzelf in beeld en berichtgeving altijd als arme slachtoffers of oorlogsmisdadigers terugzien?

Ik ben heel erg benieuwd hoe het filmgedeelte van het Salaam Kivu International Film Festival (SKIFF) eruit zal zien. Afrikaanse films zijn vaak niet erg goed. Grote uitzondering en Congo’s cinematografische trots is Viva Riva! (2010), de eerste echte speelfilm uit Congo sinds Congo’s filmindustrie 25 jaar geleden door President Mobutu Sese Seko werd verboden. Maar in de meeste andere Afrikaanse films zijn de verhaallijnen slecht, de plots voorspelbaar en is het acteren niet van de bovenste plank.

Toch is de Afrikaanse film mateloos populair in Afrika. In de schaduw van het Nigeriaanse Nollywood is er ook het Rwandese Hillywood (in Rwanda is het bergachtig), het Keniaanse Riverwood (vernoemd naar River Woord, een Keniaanse creative hub) en het Tanzaniaanse Bongowood (Bongo staat voor ‘slim’ in Tanzania ). De grote populariteit heeft te maken met het feit dat de Afrikaanse kijker, die tot voor kort alleen westerse films en Zuid-Amerikaanse soaps op het scherm zag, voor het eerst zichzelf herkent in de verhalen en thema’s die in de films worden aangesneden. Van Afrika, voor Afrika.

Het geeft een intrigerend inzicht in het Afrika zoals Afrikanen het zien. Congo kent sinds de kolonisatie een turbulente, gewelddadige geschiedenis waarbij Oost-Congo vaak de brandhaard was. In 2012 nog was Goma korte tijd bezet door de rebellen van Nkunda. Wat zijn de films die de filmbezoekers in Goma het meest zullen waarderen? Wat voor films uit Oost-Congo zullen er gescreend worden en wat voor films komen er uit de filmworkshops die Petna zelf op het festival begeleidt?

Het kleine VN-toestel dat een uur geleden in Kampala opsteeg komt met een harde klap op de landingsbaan. Langs de landingsbaan zie ik honderden meters oude vliegtuigwrakken. De luchthaven is een houten barak met soldaten met machinegeweren. Ik word opgehaald door Eric, de gastcoördinator van het festival en zelf ook filmmaker. Op nog geen vijf meter van ons vandaan staat een dun roestig hek, met scheermesprikkeldraad erop. Daarachter een dertigtal mannen, sommige in oude vieze camouflagepakken, sommige met ontbloot bovenlijf, vrijwel allemaal op blote voeten. Als gekooide dieren lopen en hangen ze daar. Het doet denken aan scenes van Joseph Conrads ‘Heart of Darkness’.

'Eh, wat doen zij daar?', vraag ik zo nonchalant mogelijk aan Eric. 'Oh, dat zijn militairen, ze wachten op een overstapvliegtuig dat ze naar de binnenlanden moet brengen.' De coördinator / filmmaker kijkt even verstoord richting het macabere schouwspel. 'Ze wachten daar al meer dan vier maanden'. Bij de T- splitsing zie ik links de machtig grote vulkaan die de stad Goma overschaduwt. De four-wheel drive draait rechts de weg op. De schokdempers slaan tegen het chassis van de auto; als gevolg van de laatste uitbarsting in 2002 bestaat de straat uit een puntige laag opgedroogde lava. Stapvoets rijden we Goma in, op weg naar het festival.

De macht van de beeldenmaker

Voor de officiële opening van het festival in Goma is gekozen voor een duur hotel aan Lake Kivu, een enorm meer van 2700 vierkante kilometer dat Congo en Rwanda van elkaar scheidt.  'Bonjour, bonjour'. Filmdirecteur Petna staat aan het einde van de rode loper als de eerste film wordt ingestart. Hij bijt geïrriteerd op zijn lip. Gasten arriveren nog, de stoeltjes staan voor de helft leeg.

De korte film die nu draait is de enige Afrikaanse bijdrage van vanavond. De hoofdfilm is de documentaire Virunga, over activisten die proberen gorilla's te beschermen in het gelijknamige nationale natuurpark. Ik zag Virunga enkele maanden geleden al in de Balie in Amsterdam, en vond dat de film een hoog 'Kuifje in Afrika' gehalte had. De enige lokale Congolese 'good guy' in het verhaal was de enigszins onbehouwen en sullige apenoppasser. Petna had ook een nare bijsmaak van de documentaire gekregen, vertelde hij me over de telefoon. Hij wil graag een punt maken: films over Afrikaanse zaken moeten ook door Afrikanen gemaakt worden.

De documentaire van de Britse regisseur Orlando von Einsiedel , mede gefinancierd door de politiek geëngageerde superster Leonardo DiCaprio, is wereldwijd zeer goed ontvangen. Maar Petna is zeer ongelukkig met het beeld dat van zijn Oost-Congo wordt geschetst. Daarom heeft hij de documentaire op de openingsavond geprogrammeerd. De regisseur, de producer en drie hoofdrolspelers zijn aanwezig. Maar na de filmvertoning, waarop een kort applausje volgt, keert het overgrote deel van het publiek direct huiswaarts, voordat de discussie met de makers begonnen is.

Een korte gestalte staat op en eist de microfoon. Hij is journalist en zegt het dossier Virunga goed te kennen. 'Er wonen zeker vier miljoen mensen rondom het Virunga park. Niemand van hun is te zien in de film, terwijl er onder die vier miljoen mensen ook heel veel activisten zitten die al decennia lang strijden voor de bescherming en het behoud van het park.' De regisseur oogt geschrokken en grabbelt onbeholpen naar de microfoon die voor hem op tafel ligt. 'Je hebt maar ruimte voor een klein aantal hoofdpersonen en we wilden de lokale bewoners niet in gevaar brengen.

Het leek heel even interessant te worden, maar de 'roast' zoals Petna die voor ogen had, de pittige discussie over wie het recht heeft om een Afrikaans probleem te verbeelden, en op welke manier, komt niet van de grond.

Het opblaasscherm is opgerold en alle genodigden zijn weer naar huis. Ik kan moeilijk inschatten of de notabelen, welgestelden en NGO-bazen van Goma zich nu werkelijk betrokken voelen bij de discussie over beeldvorming.

Net buiten de poort van het hotelcomplex rent een kleine jongen mee met de auto die stapvoets over de gestolde lava rijdt. 'Mzungu , mzungu'. Als ik in zijn richting kijk zie ik nog net zijn uitgestoken hand. Het festival gaat nu de stad in, naar de 'gewone' mensen. Ik ben benieuwd hoe de discussie over beeldvorming daar zal worden ontvangen.

‘De Afrikaanse film heeft het westen niet nodig’

Voor de verandering besluit ik een brommertaxi (bodaboda) te nemen. Die naam komt uit de tijd dat de taxi’s heen en weer gingen naar de grens, 'the border'; een 'borderborder' taxi dus. De bestuurder heeft tot mijn verbazing geen enkel bezwaar tegen de combinatie van mij, mijn grote statieftas en de gigantische cameratas. Geen probleem! Aan zijn laconieke blik zie ik dat elke twijfel over dit op komst zijnde brommer project vooral in míjn hoofd zit.

Van alle bodaboda’s die ik tot nu toe heb zien rondrijden, is dit by far het meest shabby exemplaar. Het gezicht van mijn chauffeur is dof van het stof en onder zijn kleine rode helmpje draagt hij een oranje pruikje. Ik probeer als een rodeorijder achter op de buddyseat met cameratas en statief te overleven, terwijl we over de wegen van gestold lava stuiteren. Veel tijd voor de pijn in mijn rug en buikspieren heb ik niet. Ik moet op het verkeer letten, want mijn chauffeur let voornamelijk op al het vrouwelijke schoon dat we passeren. Tot overmaat van ramp wipt hij aan de lopende band ongepelde pinda’s uit een borstzak, die hij met één hand aan het stuur en 55 km op de teller behendig dopt voor consumptie. De martelgang duurt een klein half uur. Met een verveelde blik neemt hij mijn geld in ontvangst, gooit een pinda naar binnen en crosst weg.

Het scherm is al opgeblazen, over een half uur is het donker en kan de filmvoorstelling op deze locatie beginnen. Ook hier wordt de film vertoond op een grote binnenplaats achter een imposante stalen deur. Op het programma staan diverse korte Afrikaanse films. Slapstick, kort drama en mooie trage poëtische vertellingen. Na afloop van elke film is er een korte Q&A met de makers, waarbij de makers niet worden gespaard. 'Ik heb bijna twintig minuten naar een pratend hoofd zitten kijken. Waarom? Waarom heb je niet meer beeld geschoten?', wil een jongen uit het publiek weten. Ik herken hem als één van de jonge studenten uit de filmworkshop van het festival. Ik kan hem geen ongelijk geven; de film die we net gezien hebben was wat beeld betreft inderdaad genadeloos saai. Schuldbewust legt de regisseuse uit dat het overgrote deel van het geschoten beeld door een technisch probleem verloren is gegaan. Ik kijk om me heen, er wordt begrijpend geknikt. Hier in Goma gaat veel mis, ook vanavond. De stroom is al drie keer uitgevallen, de projector is twee keer oververhit geraakt, en er is ‘per ongeluk’ twee keer achter elkaar dezelfde film vertoond. Men is hier tolerant, alles kan fout gaan, stressen heeft geen zin, lijkt de gangbare gedachte te zijn.
 
Wat mij opvalt is dat alle Afrikaanse regisseurs die ik voor de camera krijg, honderd procent geloof hebben in de Afrikaanse film. Daarmee zal het nooit fout gaan. Eén regisseuse is er zelfs van overtuigd dat op korte termijn Amerikaanse regisseurs uit Hollywood naar Afrika zullen komen, om te leren van de Afrikaanse film. Ze is ook de enige die niet-Afrikaanse film noemde. Het is vooral Nollywood, Riverwood en Bongowood (zie mijn eerdere blogpost voor uitleg) dat de klok slaat. 'Want', legt festivaldirecteur Petna Ndaliko Kantondo uit: 'Wij hebben de goedkeuring van het westen niet nodig. Je kunt als Afrikaanse regisseur prima rondkomen met enkel een Afrikaans filmpubliek. Door de digitalisering is een film maken sowieso een stuk goedkoper geworden. En als tijdens de vertoning de stroom uitvalt of de projector vastloopt, nou, dan is er tijd voor een plaspauze.'

De militaire ideologie

Hij mag niet zien dat ik een brok in mijn keel heb, dat is niet goed voor het interview. Tienduizend kilometer van huis sta ik mij hier in Goma groot te houden tegenover een jongen van zeventien. Met zijn beperkte Engelse vocabulaire verwoordt hij zijn passie voor film en kunst en de wil om bij te dragen aan een oplossing van de problemen in Oost-Congo. Dat ontroert me

Het festival heeft naast film ook een dans- en rapcompetitie. De beoefenaars van de verschillende drie disciplines hebben allen een eigen cultuur, achtergrond en manier van communiceren. Maar hun kunstuitingen gaan allemaal over hetzelfde onderwerp: de oorlog om mineralen die Noord-Kivu in zijn greep houdt.

Die oorlog is altijd dichtbij. In 2012 had M23, het rebellenleger dat werd opgericht door de beruchte kindsoldatenronselaar Laurent Nkunda, de stad bijvoorbeeld korte tijd in handen. Maar ook nu nog wordt het straatbeeld van Goma gedomineerd door militairen in alle soorten, maten en uniformen. De enige gemene deler is het wapentuig. Ze zijn allemaal behangen met een zware mitrailleur, soms zelfs in combinatie met een bazooka of raketwerper. Ik vermijd elk oogcontact. Van alle kanten wordt ik voor ze gewaarschuwd. Ze kunnen ontoerekeningsvatbaar zijn. Een camera op ze richten is zo’n beetje het domste wat je in Goma kan doen. Mijn filmvergunning verbiedt het dan ook expliciet.

In de grote vieze stoffige tent naast het verenigingshuis van Yole!Afrika, het epicentrum van het filmfestival, oefenen de dansers. Hier heerst de straatcultuur. Met militaire discipline en Zwitserse precisie worden elke dag weer de dansen en korte toneelstukjes geoefend. Als de routine in de soep loopt volgt een korte hevige ruzie met trekken en duwen. Dan wordt collectief vastgesteld wie de fout heeft gemaakt. Fouten gaan hier niet onbestraft. De schuldige moet met het hoofd tussen de benen van diegene die de straf gaat uitdelen, en krijgt vervolgens klappen op het achterwerk. Het is niet voor de bühne, het geluid van de tweehandige klap galmt door de tent.

Tot mijn stomme verbazing wordt bij de korte toneelstukjes van alle dansgroepen vaak gemarcheerd en geschoten en vallen er denkbeeldige doden. Dit terwijl vrijwel alle inwoners van Goma één of meerdere familieleden verloren hebben door kogels of granaatscherven. Bij navraag blijkt dat de jongetjes helemaal geen militair willen worden. Waarom ze dan oorlogshandelingen naspelen kunnen ze me niet vertellen. Ik vraag het Petna, de festivaldirecteur. Hij glimlacht minzaam. 'Dit is de wereld die zij kennen. Dit is waar ze mee opgroeien, dus dit is wat ze kiezen als ze zichzelf artistiek mogen uiten. Het is ook een manier van verwerken van datgene dat op ze afkomt.'
 
De rappers zijn een ander slag jongens dan de dansers. Hippere kleding, wat wereldwijzer en minder ongepolijst dan de dansers in de tent. Op de betonplaat voor het verenigingshuis is net een voorronde begonnen. 'Yo what’s up my niggas', begint een jongen in urban streetwear zijn Franse rap. Een halve minuut later komt plompverloren nog een keer het woord 'nigga' door zijn rap. De derde keer dat het valt is één 'nigga' te veel voor Petna , hij grijpt in. Uit respect vermijdt de jongen direct oogcontact en spreekt hij Petna aan met Mzee (vooraanstaande oudere man). 'Ik ken niet echt Engels en wist niet dat de term nigga zo beladen was', verontschuldigt de jongen zich. Hij krijgt een laatste waarschuwing.

De filmmakers zijn zo'n beetje de kaderleden van het festival. Ze hebben bijna allemaal een opleiding genoten en hebben een goed analytisch vermogen. Een jonge filmmaker vertelt: 'Dit zijn allemaal jonge mensen die hun kunstuiting serieus nemen. En dat doe ik ook. Onze regio heeft veel problemen. Ik ben geen econoom, ik ben ook geen politicus, ik ben een kunstenaar. Ik kan mijn invloed uitoefenen door mijn kunst. Maar daarvoor moet ik wel de taal van film leren spreken. Daarom ben ik hier, ik wil hier veel leren.'

Hij kijkt bedachtzaam naar de grond. 'Wat is het eerste dat je zou willen veranderen?', vraag ik hem. Hij richt zijn hoofd op. 'Het gebrek aan liefde. Deze regio heeft een gebrek aan liefde. Er zijn politici en opruiers die hun eigen groep, stam of religie mobiliseren tegen de andere groepen. Zij claimen Noord-Kivu als het grondgebied van hun groep en hun voorouders. Ze zetten ons tegen elkaar op en zeggen dat alle problemen worden veroorzaakt door "die andere groep, die andere stam". Jongens waarmee ik op de universiteit studeerde zijn gebrainwasht door die ideeën en lopen nu in de jungle met een machinegeweer om hun nek. Sommigen bij de M23, sommigen bij andere rebellengroepen. We worden gemanipuleerd. Ik, als filmmaker, als artistiek mens, moet mij inzetten om liefde, eenheid en tolerantie te verspreiden. Want alleen dat kan een einde maken aan de militaire ideologie die deze regio beheerst.'

Hij kijkt me lang en doordringend aan. 'Had je nog meer vragen?' 'Eh, … nee, nee… volgens mij heb je alles verteld wat ik moet weten', stamel ik. De jonge filmstudent loopt weg en ik blijf in stilte achter.

We zien allemaal wat anders

Via vier schermen komen  verschillende beelden tegelijkertijd op me af. Hongerende kinderen in vluchtelingenkampen, zwaarbewapende militairen die schietend door dorpen lopen, een dode man op een zandpad, gezicht naar beneden, en op alle schermen heel veel roze. “Vindt u het niet prachtig?” vraagt de Belgische filmmaker Richard Moss, die naast mij staat.

We zitten samen met enkele Congolezen, waaronder onze chauffeur, naar The Enclave te kijken, een videokunstwerk van Moss. Door een infraroodfilter is alles dat groen moet zijn roze gekleurd. Moss en Petna hadden een soort van samenwerkingsverband maar festivaldirecteur Petna was uiteindelijk nogal ontevreden over het eindresultaat. Tijdens de Q&A op de openingsdag van dit kunstwerk in Goma vonden de meeste Congolezen het een mooi videokunstwerk. Slechts enkelen, waaronder Petna, namen Moss onder vuur tijdens de discussie. ' Zeer onredelijk', vertelt de filmmaker mij, met een blik die vraagt om steun. Moss is door Petna uitgenodigd om een workshop te geven aan  filmstudenten. Ik zit ondertussen te kijken naar het macabere roze schouwspel dat via vier schermen tegelijkertijd ellende over mij uitstort. Ik word bozer en bozer. 'Maar wat vindt u ervan?' vraagt de vriendelijke Belgische maker.

Het is de laatste dag van het festival. De stellage van Moss wordt geëxposeerd in het luxe hotel waar de prijsuitreiking voor de beste film en beste rapper plaats zullen vinden. Maar eerst stap ik bij Petna in de fourwheel drive, we gaan downtown, naar de finale van de danscompetitie. De festivaldirecteur zit te draaien op zijn stoel en volgt links en rechts alles wat er gebeurt als we de wijk inrijden. 'Yole! Yole! Yole! Africa!' De speaker is al bezig om het publiek op te warmen.

De four-wheel drive baant zich stapvoets een weg door de menigte, naar een groot betonnen basketbalveld met daarbij een grote oude vervallen tribune. Het doet denken aan de resten van een Romeinse Colosseum. Het publiek hier is uit hetzelfde hout gesneden als de jongeren in de tent, ruw en ongepolijst. So far so good, de dansacts zijn niet alleen qua dans van een hoog niveau, ze zijn ook vernuftig opgezet. Elke act is zeker een kwartier lang, en gevuld met een combinatie van dans, humor en drama.

Plotseling breekt er paniek uit. Petna, zijn rechterhand en enkele anderen van de organisatie rennen richting de zijkant van de arena. Een four-wheel drive probeert zich een weg door de mensenmassa te banen naar het midden van het basketbalterrein waar alle optredens plaatsvinden. Maar de terreinauto blijkt bij een act te horen waarin een carjack wordt nagespeeld. Vijf minuten later worden de inzittenden onder dreiging van houten machinegeweren uit de auto getrokken en doen de overvallers een korte dansroutine op het dak van de fourwheel.

We naderen het einde van de competitie, de avond begint al te vallen. De bekendmaking van de winnaar zorgt voor uitgelaten feestvreugde voor de aanhangers van de betreffende dansgroep. Maar ook voor irritatie bij het gevolg van de verliezende partijen. Direct na de aankondiging van de winnaar gaat het mis. Het duizendkoppige publiek stroomt het middenterrein op. In de hoek breekt een flinke matpartij uit. De organisatie is te onderbemand om de orde te handhaven. Festivalmedewerkers trekken in sneltreinvaart alle apparatuur de wagens in. “Alaye, be aware, there are a lot of robbers around. Get in the car!' gebiedt een medewerker van de organisatie mij. Ik sta met mijn camera op mijn schouder nog te draaien wat ik kan, in het zwakker wordende licht.

De uitreiking van de filmprijs gebeurt in een compleet andere ambiance, in de rust, orde en luxe van de tuin van een hotel, uitkijkend over het Kivu-meer. Na alle plichtplegingen en het trommelgeroffel wordt de winnaar van de publieksprijs aangekondigd. Uit alle bijzondere korte films valt de keuze op een, in mijn ogen, wat eendimensionale platte film, 'School Fee', over een jongen die zijn schoolgeld bij elkaar danst.

Het grote publiek gaat dus toch niet voor de maatschappelijke boodschap in de andere films. Volgens Petna is dat logisch. Als je hier geboren en getogen bent, weet je niet beter dan dat de wereld is zoals hij is. Het is nog te weinigen gegeven om 'outside hun eigen box' te denken. ' Maar ik werk eraan, het is één van de belangrijke doelen van het festival', zegt Petna.

'Maar wat vind jij er nou van', vraagt de Belgische filmmaker voor de tweede keer terwijl we voor zijn videostellage zitten, en zich voor onze ogen uitgehongerde kinderen op hulpgoederen storten. Ik heb inmiddels mijn boosheid een plek kunnen geven. 'Stel je voor dat Nederland en België al twintig jaar in een bloedige oorlog verwikkeld zijn, en jij als klein jongetje met zweren op je blote voeten door een vluchtelingenkamp loopt terwijl je vader dood op straat ligt. Armoede en totale ellende', zeg ik . 'Komen er plotseling twee gitzwarte, extreem rijke en lange mannen met een grote camera even een paar plaatjes maken. Ze stellen je geen vragen, ze komen niks voor je brengen, nee, gewoon even die dikke camera op jouw ellende en de ellende van je familie en je vrienden richten'.

De Belgische filmmaker kijkt me enigszins bevroren aan. 'Het is ramptoerisme', hervat ik. ' Het is exploitatie van leed. Wij zien het en zeggen "O, deze mensen moeten geholpen worden". De Congolezen in dit gebied zien het en denken: "We are suffering, we need help". Maar wij kúnnen helemaal niet helpen. Mensen kunnen alleen zichzelf helpen. Hoogstens kunnen we hier en daar wat ondersteuning geven, maar de Congolezen in dit gebied moeten zich realiseren dat zij de enige oplossing voor de humanitaire crisis in handen hebben. Dat is tenminste hoe ik het zie.' Petna luistert mee en knikt instemmend.

Op de weg terug wil de Belgische filmmaker van onze Congolese chauffeur horen wat hij van de videostellage vond. 'Prachtig, heel mooi gemaakt. Jammer dat de expositie in zo’n elitaire setting plaatsvond. Alle Congolezen in Goma zouden dit moeten zien!' De chauffeur zet zijn statement kracht bij met een voldane brede glimlach en stuurt de four-wheel behendig over de weg van gestold lava.

De volgende dag is het tijd voor mijn eigen afsluitingsceremonie. Net na het opkomen van de zon ga ik op weg naar het kleine VN-vliegveld. Ik heb mijn belofte aan festivaldirecteur Petna Ndaliko Kantondolo ingelost. Ik ben gekomen om verslag te doen van zijn festival. Maar het wegrijden uit deze stad voelt gek . Ik kan het niet verklaren maar ik voel nu al een soort van heimwee. Deze kleine drie weken ben ik onafscheidelijk geweest van mijn loodzware filmcamera. Het is een achtbaan van emoties geweest. Ik ben het mikpunt van hoon en passieve agressie geweest maar heb ook mooie en inspirerende mensen ontmoet. Terwijl het kleine vliegtuigje opstijgt zie ik de stad en de grote vulkaan die over haar uittorent kleiner worden.

Mooi...