Eye Filmmuseum heeft een nieuw Collectiecentrum: werkplaats, studieplek en opslag van 120 jaar Nederlandse bioscoopgeschiedenis ineen. De VPRO Gids nam een kijkje in de keuken van het filmmuseum.

In de atelierruimtes gebeurt het. Daar klapt zomaar een geavanceerde deur open van een geklimatiseerde kast, volslagen automatisch, alleen maar omdat je in de buurt komt. En daar is, in een belendende verduisterde kamer, een medewerker druk in de weer met een scanapparaat en een viewingtafel.

Op een scherm doemt juist de titel op: Das Riesenfeuer im New Yorker Hafen. Het beeld – iets met water, vlammen en een hijskraan – is even gruizig als gloedvol oranje. ‘We maken een film niet mooier dan hij was,’ zegt de restaurator van dienst, die Das Riesenfeuer, een zwijgende, ingekleurde film, overzet op een digitale drager. Aan de wand hangt een proeflap van stroken beeld- en geluidstape door de jaren heen: tot de verbeelding sprekend illustratiemateriaal voor filmstudenten en andere bezoekers.

Dit is het Collectiecentrum van Eye Filmmuseum in Amsterdam-Noord, het hypermoderne filmdepot annex expertisecentrum, dat vier maanden geleden werd geopend. Hier in de werkruimtes van de restauratoren en ander personeel waan je je in een professionele keuken, waar het stoom de deksels even van de pannen blaast en de allerbeste ingrediënten op een werkblad liggen uitgestald.

'Dit is de keuken van het Filmmuseum, aan het IJ bevindt zich het restaurant'

Sandra den Hamer

Inpandig liggen die opslag- en onderzoeksruimtes, veilig weggestopt voor zon en andere klimaatinvloeden, terwijl een uitnodigende glazen pui zicht biedt op kantoren en de Eye Study, open voor publiek, die in weldadig daglicht baden. De nieuwbouw, naar een ontwerp van architectenbureau cepezed, bevindt zich aan de Asterweg, op vijf minuten fietsen van Eye. Een peulenschil vergeleken met vroeger, toen het voor medewerkers nodig kon zijn in de auto te stappen naar Haarlem, Utrecht of Fort Zuidwijkermeer voor een benodigd collectie-item.

De verschillende collecties van films en filmgerelateerde objecten, voorheen verspreid over zeven verschillende locaties, zijn voor het eerst onder één dak samengebracht. Dat wil zeggen: los van het aandeel nitraat, dat als extreem brandbaar geldt, à 35.000 blikken. Die liggen veiliger in bunkers in de duinen.

Robot

Pièce de résistance is de spiksplinternieuwe robot waarin anderhalf petabyte aan digitale film is opgeslagen; zeg: het equivalent van negenduizend films van gemiddeld een uur. Ook die opslag was eerder elders gearrangeerd, bij Beeld en Geluid in Hilversum. De robot geldt als een enorme stap voorwaarts, een verworvenheid van jewelste. Maar die krijgt de verslaggever niet te zien. Niemand krijgt die te zien. De robot is verboden terrein. Zelfs voor Frank Roumen, de sectormanager Collecties van het Collectiecentrum. ‘Maar er valt ook niks aan te zien,’ zegt hij. ‘Het is een stom ding, een kast met harddrivelaatjes, te prozaïsch voor woorden.’

Die storage van nullen en enen: het is andere koek dan de 210.000 filmblikken (acetaat), die hier ook worden bewaard. De 78.000 filmaffiches. Alle boeken, de filmstills, het promotiemateriaal – kortom, het papieren archief. De camera’s en projectoren. Het handjevol filmkostuums – alleen uitzonderlijke gevallen, zoals de jurk van Monique van de Ven uit Lange leve de koningin. Allemaal tastbaar en concreet. In de hoek van het magazijn staan twaalf gestapelde pallets met dozen met het kenmerk ‘A-film’, het residu van de failliete filmdistributeur, te wachten op verwerking. En aan de twaalf verhuisdozen uit de erfenis van filmjournalist Ab van Ieperen, die afgelopen zomer overleed, valt ook nog wel wat te verhapstukken.

De keukenanalogie is geleend van de directeur van Eye, Sandra den Hamer, die volgens Roumen graag die vergelijking maakt. ‘Dit is de keuken van het Filmmuseum, aan het IJ bevindt zich het restaurant,’ zegt zij vaak. In het Collectiecentrum worden de films geïnventariseerd, gedigitaliseerd, gerestaureerd en geconserveerd en in Eye worden ze gepresenteerd aan het grote publiek. Dat is hoe de twee samenwerken.’

(tekst gaat verder onder de foto)

Samples van alle bestaande filmformaten, van 8 mm tot Cinemascope (70 mm)

Reanimeren

Je zou bijna vergeten dat Eye, geopend in 2012, een rijke voorgeschiedenis kent: voortgekomen uit Het Historisch Filmarchief, opgericht in 1946, en sinds 1975 zetelend ‘in het o zo leuke Vondelpark met twee achterafzaaltjes’. Zó vanzelfsprekend heeft het Filmmuseum van weleer zich hervonden aan het IJ én zich breed gemaakt. Het bezoekersaantal is de laatste jaren vervijfvoudigd, aldus Roumen. ‘Zonder dat succes was dit Collectiecentrum er waarschijnlijk niet gekomen.’

De opzet van het centrum is eigentijds ondernemend. Filmstudenten, onderzoekers en filmmakers kunnen er terecht voor het raadplegen van de collectie, die op de eerste plaats ten dienste staat van het programma in Eye – de vaste historische presentatie, wisselende tentoonstellingen en speciale filmvoorstellingen. Daar waar collega’s in het buitenland de deuren veelal potdicht houden, nodigt het Collectiecentrum juist filmmakers uit om met het materiaal aan de slag te gaan, het te reanimeren. Tegelijkertijd gaan collectiedelen de hele wereld over: in de vorm van presentaties door Eye-medewerkers, in bruikleen aan vooral musea en (archieffilm)festivals of on demand via de verkoopafdeling, die ‘films per honderd meter zeldzaam dier’ verkoopt.

Dankzij de robot gaat dat nu een stuk makkelijker. Filmpjes ophalen via het media asset-managementsysteem is een fluitje van een cent. ‘Stel, je bent documentairemaker en je wilt uit de film De molens die juichen en weenen het moment waarop de zwerver het molentje van het lieve kindje in elkaar ragt, dan krijg je een in- en een uitpunt en kun je dit zo bestellen.’

Ik wil gelukkig zijn, de film die Anette Apon maakte over Fien de la Mar, steunt voor een belangrijk deel op materiaal uit de collectie. En ook Martin Scorcese wist de weg, toen hij voor Hugo een passage nodig had uit La voyage dans la lune van Georges Méliès, voorhanden in Amsterdam.

‘Stel, je wilt uit De molens die juichen en weenen het moment waarop de zwerver het molentje van het lieve kindje in elkaar ragt, dan kun je dit zo bestellen.’

Frank Roumen

Schenkingen

Natuurlijk houden Roumen en zijn collega’s met een schuin oog in de gaten wat er zoal op de markt komt, maar geld voor actieve collectievorming is er niet. Het museum is afhankelijk van schenkingen. Het spreekwoordelijke schuurtje van opa, barstensvol roestige filmblikken die na zijn dood hier belanden, bevat in een enkel geval een regelrechte schat. Beyond the Rocks (1922), de verloren gewaande, zwijgende film van Sam Wood met Rudolph Valentino in de hoofdrol, werd op die manier teruggevonden in 2000.

‘Met zo’n unieke titel ga je een stap verder dan normaal. Je begint weliswaar met de digitalisering, maar vervolgens ga je een heel restauratietraject in. Beeld en geluid worden geretoucheerd en opgepoetst. Het kost dan nog heel veel werk om uiteindelijk een puntgave restauratie af te leveren.’

Waar het Collectiecentrum voor historisch materiaal afhankelijk is van toeval (lees: nalatenschappen), is de aanvoer van nieuwe films keurig geregeld. De mainstreamtitels, inclusief blockbusters uit Hollywood, belanden volgens afspraak met de distributeurs automatisch in Amsterdam. En sinds 2009 hebben alle makers die steun krijgen van het Nederlands Filmfonds de verplichting na voltooiing een kopie te deponeren. ‘Een producent krijgt zijn laatste tien procent pas als wij hebben gezegd: yes, we hebben ‘m,’ aldus Roumen.

Voor de artfilm is er sinds jaar en dag het goede contact met het Internationaal Film Festival Rotterdam en in den beginne had de Filmliga van Menno ter Braak die functie van leverancier van de avant-garde. Met andere woorden: de filmcollectie beslaat zowel oud als nieuw, speelfilms en documentaires, kassuccessen en experimentele films, analoog en digitaal, vanuit de gedachte: het een is eigenlijk niet te begrijpen zonder kennis van het andere en vice versa.

Vlaamse pionier

Hoe Nederlands de collectie dan is? ‘Net zoals je nu het Nederlandse aanbod met een loep moet zoeken als je naar de bioscoop gaat, zo was het 120 jaar geleden natuurlijk ook. Ik zeg altijd: onze collectie is een reflectie op 120 jaar Nederlandse bioscoopgeschiedenis.’

Die benadering is goeddeels ingegeven door de deelcollectie van Jean Desmet, in 2011 door de Unesco uitgeroepen tot werelderfgoed. De Vlaamse pionier uit het begin van de filmgeschiedenis was een kermisexploitant, die aanvankelijk rondtrok met een reisbioscoop. In 1909 opende hij in Rotterdam zijn eerste eigen bioscoop Cinema Parisien en een jaar later volgde de gelijknamige bioscoop in Amsterdam op de Nieuwendijk. In de tussentijd ontpopte hij zich bovendien tot filmdistributeur.

‘Hij betrok vooral films uit Denemarken, Italië en Frankrijk – het was nog voor de dominantie van Hollywood en voordat de geluidsfilm opgang maakte. Hij haalde de Italiaanse tussentitels eruit, zette er Nederlandse voor in de plaats en zo werd zo’n film in de bioscopen vertoond. Die collectie is natuurlijk belangrijk voor programmeringsdoeleinden, maar ook omdat hij een zeldzaam inkijkje geeft in hoe de bioscopie in de jaren tien was. De Desmetcollectie reist echt de hele wereld over. Een collega van me gaat er deze maand mee naar Washington en hij heeft ook al in New York in het MoMA gedraaid.’

Fijne bijkomstigheid was dat de man ‘nog geen boodschappenbriefje’ weggooide. Naast films en filmaffiches zijn ook de bijbehorende filmprogramma’s overgeleverd. ‘Die dus heel makkelijk te reconstrueren zijn: eerst een journaalitem, dan beelden van een bootje op het Lac Léman, vervolgens slapstick en tenslotte een drama in twee bedrijven. Dat maakt dat we zeggen: het is Nederlandse bioscoopgeschiedenis.’

En nog een mooi voorbeeld: De man met de camera, de beroemde documentaire uit 1929 van Dziga Vertov over een dag in een Russische stad, geldt op de eerste plaats als een internationale film uit Rusland. Maar de kopie in het bezit van het Eye Filmmuseum is wel degelijk de kopie waarmee Vertov in hoogst eigen persoon in St. Petersburg op de trein stapte naar Amsterdam op uitnodiging van de Filmliga.

Digital born

Ten gevolge van de verhuizing naar het nieuwe onderkomen, niet minder dan een militaire operatie, was het Collectiecentrum negen maanden lang gesloten. In die tijd is de vraag naar digitaal materiaal ‘geëxplodeerd’, heeft de collectiemanager zo-even van zijn conservatoren gehoord. Domweg omdat de analoge collectie even niet beschikbaar was. Het is een ontwikkeling die onstuitbaar is: alleen de filmarchieven en de filmfestivals kunnen nog analoog projecteren. Zo was Eye de enige plek in Nederland waar de originele versie van Tarantino’s The Hateful Eight, gedraaid op Ultra Panavision 70, kon worden vertoond.

De digitale collectie neemt op twee manieren zienderogen toe. Aan de ene kant ontstaat er een schaduwcollectie van op aanvraag en om vertoningsredenen gedigitaliseerde films, stuk voor stuk titels dus die al deel uitmaken van de analoge collectie. Daarnaast is er het nieuwe materiaal dat per definitie digital born binnenkomt, zoals dat in jargon heet. ‘Heel interessant,’ meent Frank Roumen. ‘We krijgen immers ook het materiaal eromheen digitaal aangeleverd: de trailer, het promotiemateriaal. Dat betekent dat we sinds 2009 eigenlijk de Desmetcollectie van de volgende eeuw aan het opbouwen zijn.’

Van 21 januari t/m 7 mei en Eye: Béla Tarr