Hij dook achter de deur van het toilet toen de zuster voorbij liep. De stropdas trok om zijn nek. Onbewust haakte hij er zijn vinger achter om hem wat losser te wringen, iets wat natuurlijk volstrekt zinloos was. Ze hadden het ding laten wel deactiveren, ergens achteraf in een donkere kelder waar ratten over waterleidingen renden, waar niemand een nummer had en waar geld allang niet meer uit geld bestond. Hoe ze ooit in die wereld terecht waren gekomen leek hem nu als een slechte film.

De zuster was voorbij en hij keek door het ronde ruitje. Vanuit zijn positie kon hij de glazen schuifdeur aan de overkant net niet zien, maar hij was er zojuist voorbijgelopen en hij had haar zien liggen. Ze lag alleen. Er was geen enkele bewaking, afgezien van de schuifdeur die slechts met een code openging. Hij had een code, hij kon alleen niet zeker weten of het de juiste was. Niet dat het werkelijk uitmaakte. Hij wist dat hij haar niet kon wegnemen, maar hij moest haar nog eenmaal zien, eenmaal, en dan samen...
Ze hielden haar in leven, voor eeuwig als het hen zou lukken. Hij liet zich tegen de deur vallen en de moed waar hij nu al een aantal dagen op teerde zakte hem volledig in de schoenen. Hij schudden zijn hoofd, liep naar de metalen wasbak tegenover de twee lege hokjes en ruste zijn handen op de zijkanten ervan. In de spiegel vond hij een grijs vermoeid gezicht, dat hij nauwelijks nog herkende als het zijne. Hij liet zijn hoofd zakken en haakte weer onbewust zijn vinger achter de das. Als de das gewerkt had, was die langzaam steeds strakker gaan zitten vanaf het moment dat hij zijn arrondissement had verlaten en met haar de oversteek had geprobeerd te maken. Niet zo strak dat je direct zou sterven maar wel zo dat je het vreselijk benauwd kreeg, dat je niets meer kon. Je werd letterlijk in een wurggreep gehouden.
Hij draaide de kraan open, schepte het water vanuit het fonteintje op en sloeg het tegen zijn gezicht. Vervolgens stak hij zijn rechterhand in zijn zak en haalde er een klein doorzichtig potje uit waar drie kleine witte pillen in zaten. Hij schudde de pillen in zijn hand en slikte ze in een keer door. Dat waren de laatste, hij had nog een half uur. Het voelde bijna als een opluchting.
Hij keek weer naar zijn spiegelbeeld en in een flits was hij terug op de brug, de avond dat ze opgepakt werden. Het was idioot om te bedenken dat ze zover waren gekomen. Natuurlijk hadden ze ook niet verder gekund, maar ze hadden het zo graag gewild. Hij zag de lichten weer voor zich, hoorde de metalen stemmen en de waarschuwingen. Hij zag haar ogen. Haar ogen die traanden, eerst van angst en toen van overgave. Ze had naar hem geglimlacht en zijn handen gepakt, vlak voor er een schok door haar heen ging en ze ineen zakte. Ze had geweten dat ze voor haar zouden gaan, omdat ze gedacht hadden dat zij de sterkere was. Ze hadden zich vergist; ze waren even sterk geweest en hij was uit de auto geklommen.
Daarna was het een groot zwart van herinneringen. Hij was zover gekomen, zover achter haar aan. Hij had uitgezocht waar ze haar heen hadden gebracht, en wat haar werkelijke naam was. Zelfs zij had die nooit gekend. Hij had niet geslapen, nauwelijks gegeten en was nu in het ziekenhuis. Hij was er binnen gekomen. De codes hadden tot nu toe gewerkt.
Hij draaide zich van de wasbak af en liep naar de deur. Hij keek op zijn horloge en toen door het ronde ruitje en nadat er weer een zuster voorbij was gelopen, begon hij te tellen. Hij zwaaide de deur open en stapte de gang door. Deze was leeg, afgezien van zijn licht echoënde voetstappen. Daar was de glazen deur. Hij liep erheen en keek naar zijn vrouw die in het bed lag, haar lichaam zacht rijzend en vallend onder haar rustige ademhaling. Nu kon hij niet langer twijfelen. Hij diepte het papiertje uit zijn linkerzak en keek naar de reeks cijfers en letters. Hij voelde hoe de pillen hun werk deden. De wereld leek weer wat vaster. Hij drukte de laatste reeks getallen in op het metalen plaatje dat naast de deur hing en de glazen deur gleed zacht zoevend open. Hij hapte naar adem. Dit had hij niet durven dromen. Hij stapte binnen en deur gleed achter hem dicht. Hij drukte op de knop die het glas melkwit maakte en liep naar het bed van zijn vrouw.
Ze sliep. Haar handen lagen bleek en koel op het bed. Hij ging naast haar staan, boog zich over haar heen en fluisterde haar naam. Hij kuste haar koude voorhoofd en wreef haar handen. Het duurde een eeuwige tien minuten voor ze wakker werd. Ze was heel ver weg zag hij, haar herinneringen en feiten een chaos, zoals ze dat deden als ze je opgepakt hadden. Maar ze herkende hem, en het licht kwam langzaam in haar ogen.
‘Ik ben er,’ zei hij.
Ze ging rechtop zitten, op het scherm naast haar begon iets te piepen. Ze raakte zijn gezicht aan en knikte.
‘Herken je me?’ vroeg hij.
Weer knikte ze, nu met een flauwe glimlach. Er ging een alarm af. Hij voelde hoe de pillen alweer begonnen uit te werken. De wereld werd minder vast. Hij kroop bij haar op bed. Ze hield hem vast, klampte zich aan hem vast. Voor het eerst was hij bang, zou ze dit wel willen? Maar ze waren altijd een geweest en hij trok met een ruk de stekker van het apparaat aan haar bed uit de muur. Ze verslapte direct, maar haar ogen stonden helder. Het alarm ging nu in alle volledigheid af. De deur gleed open, zusters kwamen binnen rennen, metalen waarschuwingen klonken. Vlak voor de zusters bij het bed kamen, vlak voor ze samen wegzakten, bracht hij zijn lippen bij haar oor:
‘Wakker worden,’ fluisterde hij. ‘Eindelijk wakker worden.’

Dit item werd eerder gepubliceerd op een van de vorige Dorst weblogs.