Geen koffie, thee en chocolade uit verweggistan. Wel havervlokken van het Brabantse land, knolletjes uit Noord-Holland en Utrechtse schapenkaas. Van een week lang alleen maar eten en drinken van Hollandse bodem krijg je hoofdpijn en sociale problemen.

De dadels en olijven die ik vorige week door mijn couscoussalade schepte, bleken niet uit Israel te komen. De verpakking in de supermarkt meldde: ‘Made in Israel’, maar in werkelijkheid worden deze delicatessen verbouwd op Israëlische nederzettingen in bezet Palestijns gebied. Illegale nederzettingen, om precies te zijn. De salade smaakte me toch een stuk minder lekker; het idee niet te weten waar mijn eten echt vandaan komt, maakt me wantrouwig. En daarom stop ik een week lang met het eten en drinken van producten uit het buitenland en eet ik alleen nog maar van betrouwbare Nederlandse grond. Een week lang op xenofobisch dieet.

Hoofdpijn
De eerste dag begint goed: hoofdpijn vanwege een cafeïnegebrek. Koffiebonen hebben flink wat zon nodig en groeien daarom niet in Nederland. Extra vervelend: ik verdien mijn geld met het maken van cappuccino’s en latte macchiato’s. Ik sta dus de hele dag mèt hoofdpijn in de koffielucht. Fijn. Ik bespreek mijn frustratie die avond met een vriendin. Ze roept: ‘In de oorlog dronken ze een Nederlandse koffievervanger, cichorei ofzo?’ Na wat research vind ik dat gebrande cichorei geen cafeïne bevat, maar qua smaak wel een beetje lijkt op koffie. Buisman, de fabriek die deze koffievervanger toen maakte, bestaat nog steeds. Helaas moet de telefonist van Buisman mij teleurstellen: ze verkopen oploscappuccino, -latte macchiato, wiener melanges en nog vele andere producten, maar aan een koffieachtig product van Nederlandse bodem kunnen ze me niet helpen.

Lindebloesem

Om de rest van deze cafeïneloze week door te komen, ga ik op zoek naar thee. Bij een biologisch-dynamisch kruidenbedrijf in zuid-Drenthe vind ik een ‘enigszins opwekkend kruidenmengsel’. Echt opwekkend is de thee niet, maar de smaak is niet verkeerd. In gedachten zie ik hoe ieder blaadje in mijn thee met liefde is geplukt in een Drentse moestuin en worden alle kruiden in een grote schuur verzameld om vervolgens in rietenmanden te worden gedroogd. Eigenlijk is het best lekker, dus drink ik een paar dagen niets anders. Helaas blijkt mijn romantisch Drentse verhaal maar deels te kloppen. In het kruidenmengsel zit lindebloesem, en dat wordt volgens de telefoniste van kruidenbedrijf Het Blauwe Huis geïmporteerd uit Duitsland. Zucht. Geen koffie èn geen thee.

Knolletjes
De zoektocht naar groenten van het Nederlandse land gaat een stuk makkelijker. In de tuin van mijn vader trek ik wat pastinaken uit de grond, op de biomarkt helpen ze me aan interessante knolletjes en ook in de reguliere supermarkt kan ik voor veel groenten terecht. Een deel van deze producten wordt natuurlijk groot gebracht in een kas, want aubergines en courgettes groeien hier niet in het voorjaar. 

Halverwege de week vind ik het de hoogste tijd voor een taart. Het is even zoeken, maar binnen niet al te lange tijd vindt ik alle ingrediënten voor een honderd procent Hollandse appel-perentaart. Boter, appel, peer en suiker is zo gevonden. Tarwebloem van eigen bodem is iets zeldzamer. Maar ook daar is aan te komen.

Brood
Die tarwebloem maakt het ook lastig om xeno-verantwoord brood te vinden. In Bunnik, een dorp bij Utrecht, bakken ze verse broden van tarwe dat in Limburg geoogst en gemalen wordt. Dus stap ik ’s morgens voordat ik naar mijn werk ga op mijn stadse barrel voor een tochtje door de bossen om te kunnen lunchen. Ondanks de fijne rit – vast heel gezond en rustgevend zo op de vroege morgen enzo – ben ik blij als ik in een natuurwinkel in de binnenstad een bio-brood uit de flevopolder tegenkom.

Bier
Terwijl mijn vrienden vrijdagmiddag de lente vieren op het terras, google ik de ingrediënten van verschillende biermerken. Bio-bier uit Utrecht van De Leckere lijkt een goede optie en is in veel Utrechtse kroegen te krijgen. Maar na een telefoongesprek met de brouwerij blijkt dat de tarwe en hop die in het het bier zitten niet uit Nederland komen. Ze tippen me wel het Limburgse bio-bier Gulpener. Er is wel een kroeg, of nou ja, het terrasloze Anarchistische Centrum Utrecht (ACU), dat Gulpener op de tap heeft. Na wat appel-perensapjes uit de regio weet ik mijn vrienden over te halen mee te gaan naar de dansavond van ACU. De zangeres van een Spaanse skaband zet net een polonaise in als wij binnenlopen. Ik kan zorgeloos een biertje drinken. Zaterdag begint de stress rondom het zoeken van een geschikte kroeg weer opnieuw.

Zeezout
Het is leuk om te precies te weten waar iets vandaan komt. Daarom zijn streekproducten waarschijnlijk ook zo populair. Daarnaast hoeft het niet eerst honderden zoniet duizenden kilometers af te leggen met vervuilende vrachtwagens of vliegtuigen. En het heeft z’n economische voordelen voor de Nederlandse boeren en telers.

Zo nu en dan een lekker kaasje uit de regio kiezen is leuk, maar een week lang alleen maar eten van Nederlandse bodem bevalt me minder goed. Bij iedere hap en slok die ik deze week neem, moet ik onderzoeken waar iets vandaan komt. Ik lees grondig alle verpakkingen, google alle merknamen en vraag in een overvol café aan de barman: ‘Waar komen de appels van jullie appelsap vandaan?’ Bij groente, fruit en zuivel kun je er redelijk makkelijk achter de oorsprong van het product komen, maar bij samengestelde producten is het bijna niet te doen.

Neem een zakje licht gezouten boerenchips van Gijs, ‘Lekker van hier!’ Op de verpakking kan ik vinden dat de aardappels groeien op Zuid-Hollandse akkers en dat Joke ze voor me gebakken heeft, maar komt het zeezout dat ze er overheen strooit wel uit de Noordzee? En hoe zit het eigenlijk met de pitten die voor de sier op de korst van mijn oer-Hollandse brood zitten? Om het helemaal goed te kunnen doen, moet ik zelf mijn brood bakken, mijn eigen bier brouwen en theekruiden in mijn eigen tuin verbouwen. En ik mag nooit meer met mijn MacBook in een koffiebar gaan zitten, een cappuccino bestellen, er uit frustratie een stuk chocoladetaart bij nemen als het schrijven even tegenzit en als alle letters dan eindelijk op papier staan met mijn vrienden op het terras een biertje drinken. Ik denk dat ik pas.