Op een besneeuwd pad wandel ik met mijn armen omhoog en mijn vingers gespreid. ‘Wat ga ik dit missen!’ zucht ik, stralend om me heen kijkend en beseffend dat mijn maand afgezonderd werken in Frankrijk bijna voorbij is.

Een oneindig wit dal, de mistige lucht in dezelfde kleur, het geritsel van de wind door de enkele overlevende blaadjes in het aangrenzende bos. Ik krijg tranen in mijn ogen van het staren. Uit een boom klappen opeens tientallen vleugels. Een wit paard in de verte rent weg. De strook bomen naast het pad wuift heen en weer en lijkt te gniffelen.

‘Godverdomme,’ zeg ik luid, schop tegen een tak die een uitstekende boomwortel blijkt te zijn en struikel. Ik droom al nachten over kreunende buren, ambulances, knetterstonede toeristen, scheldende fietsers en de man in een string op rolschaatsen in het Vondelpark. Ik kijk naar het verlaten pad richting mijn onofficiële privébos.

Ik dwing een lach op mijn gezicht. Geniet er nou van. Wat je gevoel ook zegt, er loopt niemand achter je. Er staat ook niemand achter een boom te plassen. Niemand hoort het als je per ongeluk iets hardop zegt. Wat een vrijheid, hè?

En als je wilt kan je nu, ja nu, ja hier midden op het openbare pad, je tieten laten zien, want er is misschien nul komma twee procent kans dat er een paard kijkt. En wat kan jou dat paard in vredesnaam schelen!

Roos Pollmann schrijft, heeft eigenlijk een heel klein hartje, maar stampt rond en praat het liefst over ongemakkelijke situaties. Om de drie weken schrijft ze voor Dorst een column in de VPRO Gids.