We staan met z’n allen in de rij bij de ambachtelijke bakkerijketen met lunchroom waar je, volgens de slogan, elke dag, overal en écht kan genieten van zuurdesembrood.

 Een knappe man bestelt met een zwaar buitenlands accent een boekweitpavé. Een oude Amsterdamse pakt haar tas in. Vlak voor me staan een jongen en een meisje, die eerst een stel leken, maar uit hun gatenkaserige gesprek opmakende heb ik ze als collega’s-van-de-communicatieafdeling bestempeld. “Eet je vaak eierkoek?” gooit de jongen op, wanneer hij ziet dat zijn collega naar de meergranen eierkoeken kijkt. “Nee…,” antwoordt ze waarna er een stilte valt.

Hij zwaait naar een bakkersmeisje die koffie aan het zetten is en kijkt dan trots om zich heen: hij kent een insider van dit bedrijf. “Ben jij meer van de lunch of meer een uiteten-type?” vraagt hij alsof zijn vrouwelijke collega moet kiezen tussen begraven worden of crematie. Ik bekijk haar rechthoekige bril en uitgezakte geblondeerde paardenstaart. Ze denkt na en antwoordt: “Ik ga liever uiteten, want ik houd niet zo van brood.”

Bij de kassa is tumult ontstaan. De knappe man met het accent is tegen de oude Amsterdamse aan het schreeuwen. Het lijkt op: “mijn eigendom!” Ze kijkt hem betekenisvol aan en legt rustig een portemonnee in zijn hand. “Ik doe dit voor uw eigen bestwil, meneer,” zegt ze streng, “als u uw spullen zo laat slingeren, wordt het hier geheid gejat, let maar op mijn woorden!” De man loopt hoofdschuddend weg.

“Ah, een goed functionerende samenleving,” grinnikt een roodgelipt meisje achter me terwijl ze iets op haar smartphone typt.

Roos Pollmann schrijft, heeft eigenlijk een heel klein hartje, maar stampt rond en praat het liefst over ongemakkelijke situaties. Om de drie weken schrijft ze voor Dorst een column in de VPRO Gids.