Met de deken over me heen lig ik ’s middags in bed. Ik wil niet meer bestaan, want de waslijst aan taakjes die ik mezelf heb opgelegd krijg ik maar niet af en vanochtend was ik wel gelukkig.

‘Je moet niet zo zeuren’, denk ik. ‘Je hebt niet eens jankende kinderen of een vastlopende relatie. Oh mijn god, stel je voor hoe vaak je dan in paniek bent.’ Deze extra-stressgedachte kap ik meteen af en ik probeer me weer op de fictieve wortels uit mijn voetzolen te richten. Want ik was bezig met ‘aarden’. Om daarna weer zo snel mogelijk door te kunnen.

‘Je bent een boom’, denk ik. Voel je voeten, er groeien wortels uit. ‘Voelen’, herhaal ik. Maar het voelen luistert niet naar dwang en mijn voeten lijken opeens verdwenen. Ik open demonstratief mijn ogen. ‘Doe niet zo irritant, nu moet je weer opnieuw beginnen,’ mompel ik streng. ‘Lief voor jezelf zijn, dit werkt niet, dat weet je’, komt er direct achteraan. ‘Je enige zekerheid is dat alles verandert.’ Waar komt dit nou weer vandaan?
Gatverdamme.

Als kind kon ik heel goed minutenlang niets denken en voor me uit staren. Naar mijn kat of niets bijzonders. Nu ben ik veranderd in een jong volwassene, die ontspant om te kunnen presteren.

‘En nu hou je op met denken!’ dram ik voor me uit met mijn ogen toch weer open. Hopelijk verander ik later in een oude vrouw, die weer lekker zinloos kan staren.

Roos Pollmann (25) schrijft, heeft eigenlijk een heel klein hartje, maar stampt rond en praat het liefst over ongemakkelijke situaties. Om de drie weken schrijft ze voor Dorst een column in de VPRO Gids.