Saskia Wieringa is voorzitter van het tribunaal dat zich in november in Den Haag buigt over de genocide van 1965 in Indonesiƫ. De twee documentaires die Joshua Oppenheimer daarover maakte, vormen daarbij bewijsmateriaal.

Al dertig jaar maakt Saskia Wieringa (65) zich sterk voor het op de Nederlandse en internationale politieke kaart krijgen van de erkenning en berechting van de massamoorden op vermeende communisten die zich in 1965-1966 op regeringsbevel afspeelden in Indonesië.

Wieringa (hoogleraar antropologie aan de UvA): ‘Ik gebruik met nadruk het woord “genocide” voor wat daar gebeurde, een van de grootste van de twintigste eeuw. In 1948 hebben heel veel landen het genocideverdrag ondertekend, ter voorkoming en bestraffing van deze misdaad, drie jaar later werd het van kracht. Er is discussie geweest over de vraag of de definitie van genocide wel toegepast kan worden op het doden en oppakken van de naar schatting één tot drie miljoen mensen destijds, als gevolg van de moord op zes legergeneraals. Volgens IPT1965, het International People’s Tribunal 1965 dat in 2013 mede door mij is opgericht, is dat zeker het geval. Onder leiding van Soeharto werd er immers een nationale bevolkingsgroep gestigmatiseerd, waarna de jacht kon beginnen.’

Bovendien, zegt Wieringa, ‘wanneer het om genocide gaat, is het een mondiale zaak, iets van de mensheid, en niet een kwestie die alleen Indonesië betreft en waar niemand zich mee kan of hoeft te bemoeien. Dit gaat ons allemaal aan.’

Wieringa was begin jaren tachtig in Indonesië voor haar promotieonderzoek. Hoe kwam het dat er van de tijdens het bewind van Soekarno bloeiende vrouwenbeweging Gerwani – zoals zoveel organisaties toen vallend onder de paraplu van de PKI, de Partai Komunis Indonesia – na 1965 nauwelijks iets overbleef? Dat wilde Wieringa weten.

Krokodillengat

Voor ze het wist, zat ze diep in de geheimen van de tragedie die de vrouwen had getroffen, op een ongedachte manier. Een van de hoofdverklaringen namelijk voor het in de pan slaan van de vlam was het verhaal dat door de propagandamachine van de toenmalige regering de wereld in werd geholpen: de gedode generaals waarmee het allemaal begon, zouden zijn verleid door communistische meisjes, leden van Gerwani, die hen vervolgens castreerden en de ogen uitstaken. Zo gevaarlijk en onbetrouwbaar dus was ‘de vijand’, overal in Indonesië aanwezig.

Haar bevindingen publiceerde Wieringa pas in 2002, onder de titel Sexual Politics in Indonesia, om degenen die zij gesproken had niet in gevaar te brengen. Zelf was ze persona non grata in Indonesië van 1986 tot 1998 als gevolg van haar kritische geluiden jegens Soeharto. Maar het verhaal liet haar niet los en in 2007 verscheen Wieringa’s roman Het Krokodillengat, over hetzelfde onderwerp en genoemd naar de plek waar een en ander zich zou hebben afgespeeld. ‘Niemand las dat proefschrift, ik moest er gewoonweg in een andere vorm opnieuw over schrijven.’

Tot haar teleurstelling was er weinig aandacht voor, ook van hier wonende Indonesiërs. ‘De meeste Indo’s in Nederland zijn vooral met nostalgie bezig, de politiek en de sociale en culturele werkelijkheid mogen op weinig belangstelling rekenen.’ Misschien doet de Engelse vertaling, die net af is, meer. Eind oktober presenteert Wieringa deze tijdens een boekenfestival op Bali.

Waarheidsvinding

In Het Krokodillengat vraagt hoofdpersoon Tommy, een Nederlandse journaliste die wil weten wat zich in 1965-1966 precies heeft afgespeeld en daardoor in de cel belandt, aan zichzelf: ‘Waarom moet je zo nodig een zootje communisten verdedigen? Wat heb je ermee te maken?’ Ja, zegt Wieringa, ‘natuurlijk heb ik me dat ook afgevraagd. Ik heb niks met communisten. Maar dit is een mensenrechtenzaak, ik ben een mensenrechtenactivist. Die oude dames met hun geschiedenis kwamen op mijn pad, dolblij dat er eindelijk een jonge onderzoekster geïnteresseerd was. Ik wist dat me daarmee bezighouden mijn leven zou bepalen. Maar op zo’n moment moet je je verantwoordelijkheid nemen als mens.’

En daarom komt er nu een tribunaal, geïnitieerd door IPT1965 (en betaald middels crowdfunding en sponsoring) bij de oprichting waarvan ook documentairemaker Joshua Oppenheimer betrokken was. Hij regisseerde onder lastige omstandigheden twee spraakmakende films over ‘de gebeurtenissen’ in Indonesië, The Act of Killing en The Look of Silence.

In de Nieuwe Kerk in Den Haag zal een internationaal, op vrijwillige basis meewerkend gezelschap van rechters, aanklagers en getuigen bijeenkomen en het bewijsmateriaal inventariseren, waaronder Oppenheimers opnamen. De uitspraak volgt ergens in 2016, in Genève. ‘Anders dan het ICC, het International Criminal Court eveneens in Den Haag, is dit niet officieel, er wordt niemand veroordeeld. In de eerste plaats is het een manier om de stemmen van slachtoffers te laten horen, we zorgen ervoor dat hun getuigenissen via internet rechtstreeks te volgen zijn. Verder steunt het tribunaal de activisten in Indonesië; hoe meer aandacht, hoe beter. En we hopen dat dit de Indonesische regering er mede toe zal aanzetten eigen onderzoek te doen. Want voor de ontwikkeling van verzoening is er eerst waarheidsvinding nodig, gevolgd door erkenning van de genocide. Daarna is het misschien mogelijk een begin te maken met de mentale revolutie waartoe de huidige president Widodo heeft opgeroepen.’

Doodsbedreigingen

Maar hoe realistisch is het dat de Indonesische regering zich iets zal aantrekken van dit initiatief? Eerder legde het de bevindingen, na vier jaar onderzoek, van de National Commission on Human Rights uit 2012 naast zich neer. Wieringa: ‘De belangstelling voor dit onderwerp loopt enorm op in Indonesië. Maar het is hoe dan ook een proces van lange adem, want de andere krachten zijn ook nog steeds zeer actief. Onlangs was ik er, we hadden een bijeenkomst met slachtoffers voorbereid. Toen kwamen er doodsbedreigingen binnen en de kerk zou in brand gestoken worden. We vroegen de politie om bescherming, maar die weigerde dat. Daarom hebben we de boel afgeblazen. Zoiets is geen uitzondering. Zolang er geen duidelijke nationale en internationale uitspraak is, loopt iedereen die nu om gerechtigheid vraagt groot gevaar.’ Het dramatische einde dat Wieringa haar roman gaf, is in dat licht misschien minder fictief dan gewenst. ‘Maar ik weiger me te laten intimideren. Bang in een hoekje zitten is niet mijn aard.’

Die sfeer van onbeschermdheid is ook zeer aanwezig in Oppenheimers films. Wieringa was bijzonder geschokt toen ze The Act of Killing voor het eerst zag. ‘Ik bleek de ergste verhalen van de slachtoffers nog niet gehoord te hebben. Bovendien had ik geen moordenaars gesproken. De kracht van die film is ongelooflijk.’ Recent ontmoette Wieringa Adi Rukun, hoofdpersoon uit The Look of Silence, op een geheime locatie. ‘Hij is nog steeds bijzonder trots op wat hij gedaan heeft.’

Wieringa blijft zich, zonder enige medewerking of extra bescherming van het ministerie van Buitenlandse Zaken, onvermoeid inzetten. ‘Indonesië ligt nog steeds heel gevoelig in Nederland. We hebben ons koloniale verleden niet verwerkt en evenmin grootmoedig spijt betuigd over oorlogsmisdaden. In de jaren tachtig was men bang dat mijn onderzoek de betrekkingen met Soeharto negatief zou beïnvloeden, ik werd en word gezien als een lastpost. Maar als wetenschapper ga je voor de waarheid, daar hebben we allemaal een eed voor afgelegd. Die is voor mij heilig.’

Het International People’s Tribunal 1965 buigt zich van 10 t/m 13 november in de Nieuwe Kerk in Den Haag over de genocide die vijftig jaar geleden in Indonesië plaatsvond.