Het Nederlandse vrouwenelftal doet voor het eerst mee aan het wereldkampioenschap. Het vrouwenvoetbal is ook in Nederland in opkomst, een mooie toekomst gloort. Maar weerstand is er ook, evenals schaarse zendtijd en chronisch geldgebrek.

Het is veruit de grootste vrouwenteamsport in de wereld. Wereldwijd voetballen er 29 miljoen meisjes en vrouwen. En het groeit snel, ook in Nederland. Inmiddels zijn er in Nederland bijna 140.000 vrouwelijke clubleden. Daarmee is het na hockey de populairste vrouwen-teamsport. In 2007 werd een betaalde eredivisie in het leven geroepen, in 2009 wist Nederland zich voor het eerst voor een EK te plaatsen – en bereikte het gelijk de halve finale – en nu is voor het eerst plaatsing voor het WK afgedwongen. Nieuw-Zeeland, China en Canada zijn tegenstanders in de poule, niet per se ongunstig. Doelstelling is om bij de eerste drie Europese landen te eindigen, want dan kwalificeert Nederland zich voor de Olympische Spelen van 2016. Favoriet is Nederland hoe dan ook niet, want we staan twaalfde op de wereldranglijst. Duitsland en de Verenigde Staten gelden als grote kanshebbers, evenals Japan, de regerend wereldkampioen. 

Het elftal bij Nederland-Thailand (7-0), 7 februari 2015. Vlnr achter: Loes Geurts, Lieke Martens, Stefanie van der Gragt, Tessel Middag, Sherida Spitse, Mandy van den Berg. Voor: Jill Roord, Kirsten van de Ven, Claudia van den Heiligenberg, Desiree van Lunteren, Siri Worm

Inderdaad: Japan en de Verenigde Staten, bij de mannen bepaald toch geen grote voetballanden. Een blik op de wereldranglijst levert nog meer verrassende inzichten op. De Scandinavische landen staan hoog en naast Japan en de Verenigde Staten vinden we in de top tien ook nog Zuid-Korea, Australië en Canada. Vrouwenvoetbal heeft het lastig in landen waar voetbal volkssport nummer één is, zo luidt een theorie, en de aanwezigheid van de VS, Japan, Australië en Canada hoog in de ranglijst kan zo inderdaad worden geduid, maar wat doen Duitsland, Engeland en Frankrijk daar dan in diezelfde toptien? Een nadere blik op de lijst suggereert nog een aanvullende verklaring. Zuid-Europa en Zuid-Amerika doen het extreem slecht. Wat te denken van Argentinië en Portugal op plek 36 en 38, net voor Myanmar en Papoea Nieuw-Guinea, of van Uruguay dat als zeventigste op de wereldranglijst ternauwernood Saint Vincent en de Grenadines voorblijft: een eilandstaatje in de Caraïbische Zee met krap honderdduizend inwoners. 
Geen gezicht
Het heeft te maken met de positie van de vrouw in de maatschappij, zeggen sommigen, met dat aspect van de Latijnse cultuur dat wel als machismo wordt omschreven. Ook in het geëmancipeerde Westen zijn sporen van dat laatste te vinden. Als mannen als lamzakken spelen heet het dat ze ‘spelen als meisjes’, en René van der Gijp kon onlangs nog doodleuk beweren dat vrouwenvoetbal toch geen gezicht was; ‘vrouwen hebben geen motoriek om te voetballen,’ aldus de populaire borreltafelvoetbalanalist Maar dergelijke uitspraken worden veelal toch slechts besmuikt gedaan. Heel anders ligt dat in Zuid-Amerika. In voetbalgek Brazilië, op afstand het best presterende Latijns-Amerikaanse land, worden vrouwelijke voetballers sans gene weggezet als ‘machorras’ en ‘paraíbas’, als onvruchtbare manwijven, en zelfs, omdat relatief veel vrouwelijke voetballers in Brazilië in tegenstelling tot hun mannelijke collega’s uit arme milieus komen, wordt hardop verkondigd dat ze stinken. De weerstand was er lange tijd zelfs Staatszaak. Nadat het vrouwenvoetbal begin twintigste eeuw nog een tijdje als curiositeit werd gedoogd – vrouwen voetbalden er in het circus –, werd in 1941 een (tot 1975 van kracht zijnd) verbod op vrouwenvoetbal in heuse wetgeving vastgelegd. Een ruwe contactsport als voetbal strookte niet met het wezen van de vrouw en was een schande voor de natie. 

Voetbalsters van het Nederlands elftal op het trainingsveld

Quite unsuitable
Maar ook in de landen die nu voorop gaan was de weerstand lange tijd groot. Al vanaf het midden van de negentiende eeuw werd in bakermat Engeland door vrouwen gevoetbald, maar naarmate de populariteit begin twintigste eeuw toenam, begon vrouwenvoetbal ook in Engeland op bezwaren te stuiten. Het spel was ‘quite unsuitable for females’, aldus de English Football Association. Het tere vrouwenlichaam zou de plotselinge heftige bewegingen in het ruwe voetbalspel ook niet verdragen. En in 1921 sloot de Engelse voetbalbond vrouwen uit van clubvoetbal en mocht niet langer gebruik worden gemaakt van de speelvelden van de mannen.
Pas na WO II kwam het vrouwenvoetbal weer enigszins op gang. Overal in Europa werden competities opgezet en ook Engeland zag het licht – ‘al’ in 1971 werd daar het verbod op vrouwenvoetbal opgeheven. Daarna ging het snel. Het eerste EK werd in 1984 georganiseerd, het eerste WK in 1991. De Olympische Spelen volgde in 1996, een Champions League voor vrouwenclubteams in 2001. Maar om te zeggen dat het daarmee nu overal vanzelf sprak dat meisjes op voetbal gingen zou te ver gaan.
Hormonale achtergronden
‘Ik voetbalde op straat met de jongens,’ zegt Kim Blewanus (1980), fysiotherapeute van het Nederlands elftal, ‘op een gegeven moment gingen die allemaal op een club, maar ik niet, want dat mocht dat nog niet in Monnickendam. Maar inmiddels is er geen club meer die nee zal zeggen tegen meisjes.
In aanloop naar het WK is een trainingskamp belegd in Harderwijk. Niet alle speelsters zijn er al op deze zonnige dinsdagmiddag. De speelsters die in het buitenland voetballen, komen later, en ook de speelsters van Ajax en Twente, die daags erna de bekerfinale spelen, moeten zich nog bij de selectie voegen. De speelsters doen wat oefeningen. Het gaat er relaxed aan toe.
Er is veel veranderd sinds ze twaalf jaar geleden bij het elftal kwam, zegt Blewanus. ‘De speelsters zijn echte atleten geworden, hebben meer spiermassa. Ze trainen bij hun club nu dagelijks, krijgen voedingsadvies en medische begeleiding, doen specifieke trainingsoefeningen.’ En dat laatste moet ook wel, zegt ze. Ze wijst naar het veld waar de vrouwen springoefeningen doen: ‘Vrouwen hebben een drie keer zo grote kans op zware knieblessures. Dat heeft te maken met de stand van bekken, met aansturing van de spieren, met hormonale achtergronden, zo wordt vermoed. Vrouwen hebben ook vaker hoofdletsels dan mannen. Een bal in het gezicht, botsingen – het komt vaker voor, al is niet helemaal duidelijk waardoor dat komt.’
De vergelijking met mannenvoetbal is even impopulair als onvermijdelijk, en fysieke verschillen beïnvloeden het spel. ‘In het vrouwenvoetbal zul je minder vaak de lange bal naar voren zien,’ zegt Blewanus, ‘niet iedere speelster heeft de fysieke kracht om zo’n bal te geven. En mannen zijn natuurlijk sneller. Al is opmerkelijk genoeg de afgelegde afstand per wedstrijd ongeveer hetzelfde.’ Een verklaring voor dat laatste heeft ze niet. Misschien trekken mannen sprintjes en rusten ze daarna een tijdje uit terwijl de vrouwen ondertussen als diesels voortdenderen? Miedema lacht, ‘ja misschien.’ 
‘Het spel gaat veel sneller dan een aantal jaren geleden. Waar mensen vroeger op televisie meteen doorhadden dat ze naar vrouwenvoetbalwedstrijd keken, duurt dat nu toch langer.’
Kim Blewanus
Kijkcijfers
‘Toch gaat het spel veel sneller dan een aantal jaren geleden,’ zegt ze, ‘waar mensen vroeger op televisie meteen doorhadden dat ze naar vrouwenvoetbalwedstrijd keken, duurt dat nu toch langer. Het tempoverschil is minder groot geworden.’ Ze lacht: ‘Ja, de staartjes, die verraden ons.’
Wie voetbal zegt, zegt televisie. De hoeveelheid voetbalzendtijd lijkt geen grenzen te kennen, maar voor het vrouwenvoetbal ligt dat toch nog wel iets anders. In 2003 was er een aarzelend begin toen Eurosport voor het eerst het WK uitzond. Vier jaar later besloot RTL 8, dat zich op vrouwelijke kijkers richtte, om samenvattingen van de juist opgerichte vrouweneredivisie uit te zenden. Toen Nederland op het EK van 2009 tot ieders verbazing de halve finale bereikte werd ook de NOS (een beetje) wakker. Waren de poulewedstrijden van het nationale team tot dan slechts via internet te volgen (zonder commentaar!), de halve finale werd live op televisie uitgezonden. Bij het EK van 2013 werd de volgende stap gezet: alle wedstrijden van het nationale elftal live op Nederland 1.
En dat is niet onverstandig, de kijkcijfers in ogenschouw genomen. De poulewedstrijden van het EK 2013 trokken 550.000 tot een miljoen kijkers, en vier jaar eerder tijdens het EK keken maar liefst 1,6 miljoen mensen naar de halve finalewedstrijd tussen Nederland en Engeland. Voor het merendeel mannelijk kijkers, zo bleek uit kijkersonderzoek. Driekwart van de kijkers was man, een percentage dat ook bij mannenvoetbal gebruikelijk is. Dat vrouwenvoetbal vooral door vrouwen wordt gekeken, zoals RTL 8 ook meende, bleek een mythe.

Vivianne Miedema

Sigarenwinkel
Tot zover het goede nieuws. Want WK’s en EK’s mogen dan grote kijkersaantallen trekken (en volle stadions), het blijven incidenten, aandacht voor het clubvoetbal is vrijwel afwezig (RTL 8 hield het al snel voor gezien) . En die aandacht is nodig, wil het vrouwenvoetbal zich verder ontwikkelen. Meer publiciteit zorgt voor meer publiek in de stadions, voor meer sponsors, zorgt voor meer televisie-inkomsten en zo voor meer mogelijkheden om te investeren in de kwaliteit van vrouwenvoetbal.
‘De speelsters in de Nederlandse competitie zijn veelal semi-profs,’ zegt Blewanus, ‘ze hebben vaak nog een studie of een baantje ernaast.’ In het buitenland is dan soms meer te halen. Sterspeelster Vivianne Miedema bijvoorbeeld, de nog maar achttienjarige spits die op het WK Nederland ver moet brengen, kan ervan leven. Maar verwacht in het vrouwenvoetbal geen last minute transfer windows en miljoenendeals bekokstoofd door spelersmakelaars met de uitstraling van een consigliere. De Braziliaanse Marta – wel de Pelé van het vrouwenvoetbal genoemd – verdient bij het Zweedse Tyresö ff naar verluidt 400.000 dollar per jaar; dat is ongeveer wat Cristiano Ronaldo per dag binnenhaalt of het gemiddelde salaris in de Nederlandse manneneredivisie. En dan nog is Marta’s salaris uitzonderlijk hoog. Want ook in de sterkste buitenlandse competities is het vaak armoeiig. ‘In Noorwegen spelen ook een paar Nederlandse speelsters, die wonen dan vaak bij elkaar in de buurt of in hetzelfde appartement; zo kunnen ze een auto delen. Het is niet als bij de mannen, ze kunnen er niet van sparen, als ze stoppen met voetballen moeten ze gelijk iets anders gaan doen.’ De voetbalster en haar sigarenwinkel, daar komt het op neer.
De clubteams hebben het niet breed, en loopt een club tegen financiële moeilijkheden aan, dan wordt het vrouwenvoetbal als eerste geslachtofferd. AZ’s succesvolle vrouwenteam werd met het omvallen van de DSB-bank overgedaan aan Telstar, en onlangs doekte FC Twente de meisjesopleiding op en werd het vrouwenteam ondergebracht bij een privaat gefinancierde stichting. (Iets vergelijkbaars gebeurde overigens een paar jaar geleden in Brazilië, waar het vrouwenteam van Santos van de ene op de andere dag werd opgeheven omdat ergens geld vandaan moest komen om sterspeler Neymar voor de club te behouden, toen Europese clubs met de geldbuidel begonnen te zwaaien – waarna Neymar een jaar later alsnog vertrok).
Teamharmonie
Hoe die armoede in en gebrek aan media-aandacht voor het vrouwenclubvoetbal te bestrijden? Fifa-baas Sepp Blatter – die zich onlangs nog de ‘godfather van het vrouwenvoetbal’ noemde – had in 2004 een suggestie: wellicht konden de meisjes met kortere broekjes spelen, dat zou de aantrekkingskracht ten goede komen. Misschien dat Blatters woorden het vrouwenelftal van het Russische fc Rossiyanka – twee jaar geleden nog kwartfinalist in de Champions League – op het idee brachten om aan te kondigen dat ze hun volgende wedstrijd in bikini zouden spelen. Het was een publiciteitsstunt, die wedstrijd kwam er niet, maar toch. Een aantal Duitse (jeugd)-internationals ging in de dagen voorafgaand aan het WK van 2011 nog veel verder en liet zich, aangemoedigd door de West-Duitse voetbalbond, voor Playboy fotograferen, nota bene in suggestieve groepsposes.
Een wanhoopsdaad. En dat terwijl het vrouwenvoetbal misschien gewoon leuker is om naar te kijken. Oké, mannen lopen sneller en schieten harder, allicht, maar vrouwenvoetbal heeft eigen kwaliteiten. In Brazilië wordt zelfs wel gezegd – maar niet door mannen – dat het Braziliaanse vrouwenelftal meer op de roemruchte seleição uit de jaren zestig lijkt dan het tegenwoordige mannenelftal. Zoals het elftal van Pelé en consorten wordt ook het spel van het vrouwenelftal gekenmerkt door precisie, gratie en teamharmonie.
En dan is er nog iets anders. Er is minder spelbederf, minder tijdrekken, minder gejammer, veel minder schwalbes. ‘Wordt een speelster onderuit gehaald dan verbijt ze haar pijn en staat gelijk weer op,’ zegt Blewanus, ‘ze wil niet dat het team met tien man moet verder spelen. Als ik het veld in moet is er echt iets aan de hand. Het is puurder, hoor je zeggen.’

Danielle van de Donk

Plakband aan de voet
Op het veld wordt een partijtje gespeeld. Het geroep van de speelsters echoot tegen de lege tribune. Nog wat afwerken op doel, dan is de training klaar. Het voetbal wordt ook steeds beter. ‘Je hebt tegenwoordig ook heel mooie, technische speelsters,’ zegt Blewanus, ‘dribbelaars met plakband aan de voet, Danielle van Donk bijvoorbeeld, die loopt overal doorheen. Als je bij wedstrijden gaat kijken, zie je tegenwoordig meisjes in het T-shirt van hun idool. Want dat kan inmiddels, die T-shirts zijn er. Meisjes die voetballen, kunnen nu ook een idool hebben, want ze kunnen zelf bij Ajax of Twente gaan voetballen, hun idool achterna, ze kunnen dromen van het Nederlands elftal.’