Het woord ‘rechtschapen’ heb ik nooit gebruikt – nooit uitgesproken, nooit opgeschreven. Op het televisiescherm zag ik in mijn favoriete programma een vrouw die het woord in me wakker maakte

Het woord ‘rechtschapen’ heb ik nooit gebruikt – nooit uitgesproken, nooit opgeschreven. Op het televisiescherm zag ik in mijn favoriete programma een vrouw die het woord in me wakker maakte. Het programma heet Memories en het gaat altijd over voorbije dingen. Je kunt er goed bij huilen als je er aanleg voor hebt. De vrouw was verloofd met de liefde van haar leven, en het was wederzijds, zei ze. Ze zouden gaan emigreren, maar haar familie maakte bezwaar. Haar verloofde ging vooruit, zij zou later volgen. De stommeling maakte het uit, per brief, voor haar een onbeschrijfelijke schok. Hij begreep zijn fout en kwam terug om het goed te maken. Vergeefs, zij was opnieuw verloofd en brak haar belofte niet. Op dat moment zei ik zacht: ‘Jij bent een rechtschapen vrouw.’ Ze kreeg een lang, degelijk huwelijk, kinderen, kleinkinderen. Haar man was twee jaar geleden gestorven en ze ontmoette de emigrant. Het vuur was nooit gedoofd, het brandde, de camera was erbij. In de omhelzing fluisterde ze dat ze elke dag in de voorbije vijftig jaar aan hem gedacht had. Ik stond met mijn oor tegen de tv en zei voor de tweede keer: ‘Een rechtschapen vrouw.’