In de jaren zestig woonde ik op de Oudezijds Achterburgwal in Amsterdam in een huis dat was ingeklemd tussen twee bordelen. Ik kende dus heel wat vrouwen met het oude beroep. Het was nog een buurt met gewone, kleine winkels – melkboer, groenteman, bakker. Daar zag ik mijn buurvrouwen vaak ongeschminkt boodschappen doen, daar praatten we soms over dagelijkse dingen.

In de jaren zestig woonde ik op de Oudezijds Achterburgwal in Amsterdam in een huis dat was ingeklemd tussen twee bordelen. Ik kende dus heel wat vrouwen met het oude beroep. Het was nog een buurt met gewone, kleine winkels – melkboer, groenteman, bakker. Daar zag ik mijn buurvrouwen vaak ongeschminkt boodschappen doen, daar praatten we soms over dagelijkse dingen. Ik was een buitenstaander, maar mijn visie was iets gematigder dan van buitenstaanders die in andere wijken woonden. Er werkten soms ook meisjes die aan de universiteit studeerden, iets verderop. Een van hen is hoogleraar geworden, wat me niet verbaasde. Aan haar moest ik denken toen ik in deze gids een ingezonden brief las van een Braziliaanse vrouw die zich beledigd voelde door een aflevering van Amor met een snor. Stef Biemans gaf een vertekend beeld van Brazilië met verkeerde vragen aan de laagste sociale klasse. Als hij dezelfde vragen had gesteld in de rosse buurt van Amsterdam, had hij hetzelfde beeld van Nederland gekregen, schreef de beledigde vrouw. Ik dacht aan mijn eigen vertekende beeld, en niet alleen over de rosse buurt.