donderdag 15 januari 2015

Een belangrijke ontdekking over de wereld deed ik op de dag van de dood van John F. Kennedy. Ik dacht dat de ontzetting mondiaal was, en ik was geschokt toen ik hoorde dat er in China na de moord in Dallas openlijk feest werd gevierd...

Een belangrijke ontdekking over de wereld deed ik op de dag van de dood van John F. Kennedy. Ik dacht dat de ontzetting mondiaal was, en ik was geschokt toen ik hoorde dat er in China na de moord in Dallas openlijk feest werd gevierd. Uit de geschiedenislessen had ik wel begrepen dat de Hoekse en Kabeljauwse twisten met grote wreedheid waren uitgevochten, maar dat was geschiedenis – achter de rug.

Van de moord op Kennedy en de daarop volgende droefheid en vreugde was ik op de dag zelf getuige, dat maakte een groot verschil. Bij de executie van de op de grond liggende agent in Parijs zat ik er nog dichter op. Ik zag het soepele genadeschot wel twintig keer want het oog van de televisie bleef de hele dag open. Ik wist meteen dat veel mensen zouden juichen en feestvieren, en dat de naam van het slachtoffer, Achmed, hieraan niets zou veranderen.

Zelf snak ik naar wraak, hoewel ik dat een belachelijke emotie vind. Ik ben geen partij voor Ibn Tammiyah, een filosoof uit de dertiende eeuw die heeft gezegd dat iemand die de profeet beledigt hoe dan ook gedood moet worden. Ik moet hem weerstaan met mijn zwakheid (die ik beschaving noem).