Ik luisterde naar een lezing van een filosoof die in zijn eerste zin een woord gebruikte dat ik niet kende, aporie.

Vaak laat ik zo’n woord schieten, maar in dit geval zocht ik het op omdat kort tevoren Laurentien van Oranje op de televisie had uitgelegd dat je vooral in je ouderdom je woordenschat op peil moet houden, omdat je bij het langzamerhand verdwijnen van de oude voorraad toch ook voor nieuwe aanwas moet zorgen. Aporie betekent verlegenheid, twijfel. Het etymologisch woordenboek zegt: besluiteloosheid. Het Griekse poros betekent doorwaadbare plaats, a maakt het ontkennend. Je staat met paard en wagen aan de oever van een rivier, je wilt naar de overkant, maar er is geen ondiepe plaats, je kunt niet verder, aporos.
Na een paar maanden ontdekte ik dat je er eigenlijk niets aan hebt zulke woorden te kennen, ze zijn te zeldzaam om te beklijven, ze krijgen de tijd niet om zich in je geheugen te nestelen.
Ik ontmoette een jongeman uit Gent die het zeldzame woord langs zijn neus weg gebruikte. Ik herkende het wel, maar wist niet meer wat het betekende. Toen ik later hoorde dat hij klassieke talen aan de universiteit doceerde, was dat een troost, maar wel een schrale.