Een oude Oost-Europese vrouw staat op een landweg te praten met een jonge West-Europese vrouw.

Voor zover ik het begrijp, is het een vrolijk gesprek. Als de oude vrouw iets over haar man vertelt (ze zijn in 1955 getrouwd) verandert ze van toon. ‘Hij heeft gisteren een vinger afgehakt. Het bloedt de hele tijd. Hij gaat maar niet dood. Ik ben ’m zat!’ De jonge vrouw zegt: ‘Ik vind het juist zo’n aardige man.’ De oude: ‘Hij is alleen maar aardig als er vreemden bij zijn.’

Helaas moet ik op dit moment de televisie uitzetten, want ik ga naar Amsterdam een motorfiets bekijken. In het Grand Café van het Tropenmuseum wordt Het motorzijspan van Willem Frederik Hermans gepresenteerd. Uitgegeven door Mokken Boeken, onder redactie van Max Pam, Hans Renders en Piet Schreuders. Als ik binnenkom, krijg ik een hand van de uitgever zelf en later heb ik zelfs een gesprek met J.W. Renders, hoogleraar in de Geschiedenis en Theorie van de Biografie. Ik moet bekennen dat ik ook gekomen ben met het heimelijk verlangen naar de motorfiets met zijspan in concreto. Met deze twee woorden bedoel ik dat ik hoopte dat het apparaat tastbaar aanwezig zou zijn, zoals de honderden schrijfmachines van Hermans in België tastbaar worden geëxposeerd. (Ons eigen land had geen belangstelling, misschien beledigd omdat hij in Brussel was gaan wonen.) De motorfiets is er niet, maar er staat wel een foto in het boek. Het is een motorfiets met twee zijspannen! Nooit gezien, nooit geweten zelfs dat zoiets bestond. De motor staat opgesloten, doet er eigenlijk niet meer toe, de zijspannen slokken alle aandacht op. Het gevaarte is breder dan een auto. Het voornaamste voordeel van de motorfiets, het passeren van de file (altijd op tijd thuis), vervalt. 

Het is druk bij de presentatie, al deze mensen hebben iets van wrok, ressentiment, verongelijktheid, leedvermaak, achterdocht, maar tegelijkertijd zijn ze aardig. Dat valt me ook op als ik iemand ontmoet die Hermans persoonlijk heeft gekend. Dan hoor ik altijd dat het zo’n aardige man was. Deze aardige man heeft zoveel stof doen opwaaien dat ik de 344 bladzijden in één adem ga lezen. Daarna ga ik een rondje hard rijden op mijn motor zonder zijspan. (Het rijbewijs heb ik in 1956 gehaald, het is nog steeds geldig. Terwijl ik dit opschrijf, overvalt me de twijfel, ik haal het tevoorschijn, het blijkt waar, de datum klopt. Maar de twijfel blijkt levend en richt zich nu op de dubbele zijspan, kan zoiets bestaan? Ik bel iemand die aan het boek heeft meegewerkt. Hij lacht, ik ben er ingelopen. Een aardige man heeft me bedrogen.)