In de trein van Zutphen naar Rotterdam zit ik meer dan twee uur naast een vrouw die net als ik op de televisie een reportage heeft gezien over twee moslims die in een Deense stad undercover moskeeën bezoeken.

Ze doen zich voor als een getrouwd stel. De vrouw heeft de hoofdrol, zij moet het vertrouwen winnen van de imams, zij moet ontdekken of ze zich houden aan de afspraken met de Denen. Als ze praten met het rekkelijke moskeebestuur, is er niets aan de hand, men schikt zich naar de eigenaardige gewoonten van het gastland: gelijkheid van man en vrouw, tolerantie tegenover homo’s, vrijheid van godsdienst en nog wat van zulke moderne verworven- heden.
De vrouw wekt op den duur zoveel vertrouwen dat ze uitgenodigd wordt bij hermetische vrouwenbijeenkomsten. Daar hoort ze dan niet alleen dat vrouwen die ontrouw zijn gestenigd moeten worden, maar ook hoe dat gebeurt, de schokkende details, de techniek zogezegd. Als ze vraagt of ze haar echtgenoot mag weigeren als ze geen zin heeft in de liefde, blijkt dat ook een misverstand, het huwelijk waarborgt vrije toegang.
De bijeenkomsten worden gefilmd met kleine camera’s die in haar kleren genaaid zijn. Later worden de films getoond aan de bestuurders van de moskee die beweerden dat er niets gebeurt in strijd met de wetten van Denemarken. Hier hebben ze dan ook weer een verklaring voor.
Mij verbaast dit niet, de nieuwkomers zijn hier pas een halve eeuw, ze hebben zeker nog honderd jaar nodig. En dan is het trouwens ook nog maar de vraag of de islam zich leent voor een verlichte aanpassing, zoals dat met het christendom gelukt is.
De vrouw naast me in de trein van Zutphen naar Rotterdam is geschokt door de traagheid van de versmelting. Dat komt door haar idealisme, haar hoop, haar humanisme, haar geloof in Jezus, haar socialisme, haar maakbaarheidsopvoeding. Ik vind haar sympathiek, ik heb liever met haar te maken dan met kille realisten of hardgekookte cynici.
Ik zeg: ‘Mevrouw, we zitten met een onoplosbaar probleem, maar we hebben de geschiedenis. Men zegt wel dat die zich nooit herhaalt, maar dat moet u niet geloven, de geschiedenis helpt ons niet met de details, maar uit haar grote gebaren is wel degelijk iets op te maken.’
Nu wil ik een korte slotzin uitspreken, die een eenvoudige conclusie bevat. We rijden het station van Rotterdam binnen, nu moet het gebeuren. Maar ik weet niets meer, ik geef haar zwijgend een hand.
Een dramatisch einde van de reis.