De volwassene valt niet graag. Van jonge kinderen wordt vallen geaccepteerd. Vaak is het zelfs schattig, het hoort hoe dan ook bij de peuter. Boven een bepaalde leeftijd wordt vallen weer normaal, in elk geval niet meer beschamend, zielig hooguit.

De volwassene valt niet graag.

Van jonge kinderen wordt vallen geaccepteerd. Vaak is het zelfs schattig, het hoort hoe dan ook bij de peuter. Boven een bepaalde leeftijd wordt vallen weer normaal, in elk geval niet meer beschamend, zielig hooguit.

Sporters echter vallen regelmatig of ze laten zich vallen, denk aan voetballers. Misschien is dat een van de redenen dat ik niet aan sport doe. Ik zie op tegen het vallen. Bovendien ben ik ervan overtuigd dat sport on­gezond is.

De afgelopen weken ben ik twee keer gevallen. De eerste keer was op Schiphol. Ik kwam aan uit Dublin, begaf mij haastig naar de paspoortcontrole, en gleed uit over een papiertje.

Het haasten op vliegvelden is, tenzij je overstapt of te laat bent ingecheckt, veelal nutteloos. Maar ik doe het toch, misschien om de indruk te wekken dat ik een geroutineerd reiziger ben.

Ik ervoer de val als dermate vernederend dat ik zo snel mogelijk weer overeind krabbelde en mijn weg vervolgde alsof er niets was gebeurd, ja alsof ik expres was gevallen, omdat dat bij mijn ochtendgymnastiek hoorde die ik die dag niet had kunnen doen.

De tweede keer viel ik in een Zwitserse wintersportplaats, vanwege de sneeuw. Mijn ­petekind had zich verstopt op een parkeerplaats. Ik probeerde hem te vangen, niet bij wijze van spel, maar bij wijze van opvoeding. Ik deed een paar passen op de parkeerplaats en viel.

Er stonden mensen te kijken.

Vanuit opvoedkundig perspectief was deze val schadelijk. Mijn petekind moest lachen. Ook mijn trots was gekrenkt. Het is bijzonder onprettig om uit te glijden terwijl mensen naar je kijken.

De rest van de tijd in de wintersportplaats deed ik mijn uiterste best om niet te vallen en toch de indruk te wekken dat ik boven de gladheid stond. Als niemand keek hield ik mij vast aan takken, auto’s, leuningen, en in een drukke winkelstraat heb ik mij in een moment van paniek een keer vastgegrepen aan een passant.

Ik meende te weten hoe het is om oud en hulpbehoevend te zijn, maar misschien was dat zelfbedrog besefte ik achteraf, want bejaarden grijpen zelden naar onbekenden op straat.