Er was een tijd dat ik dacht dat ik mijn eigen wijn moest hebben. Vrijwel iedereen droomt van een eigen huis en de overheid moedigt deze dromerij ook aan, vrijwel niemand droomt van een eigen wijn, maar de overheid doet niets om deze dromen aan te moedigen.

Er was een tijd dat ik dacht dat ik mijn eigen wijn moest hebben. Vrijwel iedereen droomt van een eigen huis en de overheid moedigt deze dromerij ook aan, vrijwel niemand droomt van een eigen wijn, maar de overheid doet niets om deze dromen aan te moedigen.

Aanvankelijk meende ik dat die wijn Grunberg zou moeten heten, maar dat vond ik te ijdel. Freud leek mij een betere naam voor een wijn.

In Namibië was ik een rosé tegengekomen met de naam Grunberger, maar voor zover ik kon nagaan bestond de wijn Freud nog niet.

Over het verlangen naar de eigen wijn had ik wat geschreven en een jaar of zes geleden werd ik benaderd door een wijnimporteur die zich in Spanje had gevestigd en die mijn droom kon waarmaken. Zijn eerste e-mail aan mij kwam hierop neer: ‘Jij wilt een eigen wijn, ik ga je die geven.’

Wij ontmoetten elkaar in New York. De wijnimporteur hield van Woody Allen en van vrouwen en was zonder meer charmant te noemen.

Na wat gedronken te hebben in een theehuis, nam ik hem mee naar mijn favoriete Italiaans restaurant. Het staat me nog helder voor de geest hoe hij de wijn keurde: zoals een paardenkenner het paard keurt. Voor de wijnimporteur leek de wijn een levend beest, wat wijn misschien ook wel is. Ik had de indruk dat slechts weinig van de wijnen die ze daar schonken, en die toch niet al te goedkoop waren, hem konden bekoren.

Mijn wijn, Freud, kwam er. De verkoop viel echter tegen. De wijnimporteur liet me weten: ‘Ik hoop dat je boeken beter verkopen dan je wijn.’

Nam hij mij de teleurstellende verkoop kwalijk? Het contact verwaterde hoe dan ook.

Recentelijk lunchte ik met een man die het restant van de Freud-wijn in Nederland had opgekocht en her en der als relatiegeschenk had weggegeven.

‘Jouw wijn is lekker, maar te duur,’ zei deze man.

Daarbij keek hij mij schalks aan, waardoor het leek alsof deze uitspraak niet alleen op mijn wijn sloeg maar ook op mij: lekker, maar te duur.