Ik ken een paar mensen die aan slapeloosheid lijden. Mijn moeder bijvoorbeeld beweert dat ze om de nacht niet slaapt, een vriend van mij in New York wordt vroeg in de ochtend wakker en kan dan ook niet meer slapen. Ik kan het vrijwel overal, maar het slapen in vliegtuigen is een kunst, zeker nu het steeds moeilijker wordt een upgrade te krijgen.

Ik ken een paar mensen die aan slapeloosheid lijden. Mijn moeder bijvoorbeeld beweert dat ze om de nacht niet slaapt, een vriend van mij in New York wordt vroeg in de ochtend wakker en kan dan ook niet meer slapen. Ik kan het vrijwel overal, maar het slapen in vliegtuigen is een kunst, zeker nu het steeds moeilijker wordt een upgrade te krijgen.

Op een vlucht van New York naar Parijs kwam ik onlangs naast een oudere man te zitten die mij al was opgevallen bij de veiligheidscontrole. Hij stond voor mij en hij leek in mij een dief te zien. Hij bleef angstvallig bij zijn eigendommen staan, een tas, een laptop, een horloge en een paar afgetrapte schoenen, tot hij zijn eigendommen op de lopende band door het röntgenapparaat zag gaan. Pas op dat moment was hij bereid plaats te nemen in een soort van telefooncel, zijn handen omhoog te doen en snel naar het andere eind van de lopende band te rennen om zijn spullen weer te verzamelen. Toen ik daar ook was aangekomen had ik de stellige indruk dat hij mij argwanend aanstaarde.

Het toeval wilde dat wij naast elkaar in het vliegtuig kwamen te zitten.

Ik knikte hem toe. Ik had het idee dat de man niet terug knikte, maar dat was niet erg, er was genoeg afleiding. Aan de andere kant van het gangpad zat een Aziatische vrouw neurotisch maar ook verleidelijk aan haar behabandjes te plukken.

Nog voor het opstijgen viel ik in slaap.

Ergens boven Canada werd ik wakker omdat ik de man naast mij hoorde praten. ‘Stop doing that,’ zei hij, of woorden van soortgelijke strekking. Hij bleef herhalen dat iemand met iets moest stoppen. Ik vermoedde dat hij tegen een andere buurman praatte of misschien tegen een stewardess. Uit nieuwsgierigheid deed ik mijn ooglapje af. Eerst dacht ik dat hij aan het telefoneren was, toen drong het tot me door dat hij tegen het kleine scherm voor hem aan praten was. Hij zag dat ik hem aanstaarde, keek mij even ­vijandig aan en zei vervolgens weer tegen het scherm: ‘Stop doing this.’

Daarna kon ik niet meer slapen.