Op een regenachtige avond zat ik aan de bar in een restaurant op JFK een vissandwich te eten.

Catfish. Iemand had mij verteld dat catfish niet erg uitgesproken was en dat was ook zo. Terwijl ik nadacht over de vraag wat catfish ook alweer in het Nederlands was (meerval) kwam een dame naast mij zitten die een behoorlijke facelift achter de rug had.

Ik schoof mijn krant opzij, en toen ik daarmee klaar was, was aan de andere kant van de dame een man van in de vijftig gaan zitten. Hij zei: ‘Zo, ik ga een cocktail voor ons bestellen.’

Eerst dacht ik dat ze bij elkaar hoorden, maar de man was een charmeur, een professionele charmeur. En de dame was een Amerikaanse die in Noorwegen woonde. Wat ze daar deed was onduidelijk. Had ze een Noorse man? Werkte ze daar? Ze wilde geen inlichtingen verstrekken, maar ze was op een terughoudende manier wel gecharmeerd van de charmeur.

Af en toe sprong de man op, keek om de hoek en zei: ‘Er staat een rij, ik kan nog even bij je blijven.’

En hij bestelde voor hen allebei een tweede cocktail. Hij een komkommermartini, zij een margarita.

Hij vertelde dat hij naar Parijs ging. Zij ging terug naar Noorwegen.

De man zei: ‘Ik moet voor zaken naar Parijs, maar ik heb een dag over. Boek je vlucht om, dan kunnen we samen een dag door Parijs zwieren.’

Zelfs voor een professionele charmeur was dat een vrijpostig voorstel. De man moet dat beseft hebben, want in de stilte die viel zei hij: ‘Misschien zie ik je nooit meer, ik heb niets te verliezen.’

Om redenen die vermoedelijk nooit achterhaald zullen kunnen worden begon de man daarop te spreken over de legalisering van het homohuwelijk in Ierland.
Hij zei: ‘Ik ben conservatief. Ik heb niets tegen homo’s, maar ze hoeven niet te trouwen.’ Daarbij keek hij mijn kant op alsof hij in mij een homo had herkend die per se wilde trouwen.

De vrouw ging niet met hem mee naar Parijs, maar ze deelde zijn mening over homo’s. Zoiets schept een band en de man zei: ‘Misschien is er nog tijd voor een derde cocktail?’