dinsdag 10 maart 2015

In een uberpop reed ik met drie jonge vrouwen van Amsterdam naar Den Haag. Ik moest – nou ja moest, het was mijn eigen initiatief – in Den Haag een discussie leiden over een film (Platoon) en deze vrouwen hadden interesse getoond om mee te gaan...

In een uberPOP reed ik met drie jonge vrouwen van Amsterdam naar Den Haag. Ik moest – nou ja moest, het was mijn eigen initiatief – in Den Haag een discussie leiden over een film (Platoon) en deze vrouwen hadden interesse getoond om mee te gaan. De eerste twee maanden van dit jaar had ik een collegereeks verzorgd aan de uva. Die was voorbij, en zoals dat soms gaat: het is moeilijk afscheid te nemen. Ik had aangeboden dat de vrouwen met me konden meerijden.

Ze zaten opgepropt op de achterbank en ze praatten erover wie met wie de avond ervoor allemaal had gezoend. Hoe het zoenen was begonnen, hoe het was geëindigd. Het was de avond na het einde van de collegereeks. Het was laat geworden. Ik had mijn best gedaan niet dronken te worden; afgezien van het feit dat dat niet bij mijn functie paste, heb ik de tijd niet meer voor dronkenschap, de herstelperiode duurt te lang.

Ik probeerde de gesprekken te volgen. Smeuïge details zijn altijd aan mij besteed, maar de moeheid was sterker; ik viel in slaap. Tot de chauffeur mij wekte met de vraag: ‘Wat doet u eigenlijk voor werk, als ik vragen mag?’

Hij klonk een tikkeltje bezorgd, maar er zat ook onmiskenbare opwinding in zijn stem.

Op de achterbank ging het nog altijd over zoenen en open relaties.

Zou de chauffeur denken dat ik een pooier ben, vroeg ik me af. Of een mensensmokkelaar?

‘Ik ben schrijver,’ zei ik, ‘ik heb iets aan de universiteit gedaan, dit zijn studenten.’

Hij vroeg niet verder, maar aan zijn blik zag ik dat hij het niet geloofde.

In Den Haag moesten we nog even eten. We eindigden in een visrestaurant dat overdag dienstdoet als viswinkel.

Het was genoeglijk en toch trof me een klein ongemak halverwege mijn schartongfilet. Hier zat ik met studenten alsof we vrienden waren, wat niet het geval was. Toen besefte ik dat ik ook kon loslaten. Probleemloos.

Sinds een week of twee was ik wees. Nooit had ik kunnen loslaten. Nu zou ik er mijn specialiteit van maken.