Onlangs schreef ik hier over douchen.

Dat ik het aantal keren dat ik een douche neem wegens tijdgebrek aanzienlijk heb verminderd. Slaap en seks bleken in praktijk belangrijker dan douchen en scheren. Sinds die tijd is het alleen maar erger geworden.
Hoewel ik sinds een paar weken op een vechtsport zit, en tijdens het sporten zweet je meestal zoals men weet, ga ik soms dagenlang ongedoucht en ongeschoren door het leven. Het record staat nu op vier dagen.
Ik heb er tot nu toe geen klachten over ontvangen, maar dat kan natuurlijk beleefdheid van passanten, kennissen en vrienden zijn. Zoals sommige mensen ook niet durven te zeggen dat er een stukje spinazie op je voortand kleeft. Het verschil tussen lafheid en beleefdheid is minimaal.
Wel vraag ik me soms af: is dit wat ze bedoelen met verloedering? En zo nu en dan dringt zelfs de vraag zich aan mij op: is dit het begin van de ondergang?
De mens moet zichzelf verzorgen. Al lang geleden zei een leermeester tegen mij: jij weigert jezelf te verzorgen.
Inderdaad, ik kook nooit, ik ga uit eten. Het restaurant is het verlengde van mijn woonkamer.
Ik maak mijn bed niet op. Dat doet de werkster.
Ik was mijn kleren niet. Dat doet de stomerij.
En nu ben ik opgehouden mezelf te wassen. Ik poets mijn tanden, met enige regelmaat. Dat kost minder tijd dan douchen, maar ik sluit niet uit dat ook daar de klad in gaat komen.
Nogmaals zou ik duidelijk willen maken dat de weigering een douche te nemen in mijn geval niet zozeer voortkomt uit een al dan niet onbewust verlangen naar de ondergang, als wel uit prioriteiten. Ik heb gewoon de tijd niet meer om te douchen. Ik moet schrijven, slapen en dikwijls ook vrijen. Eten is een sociale bezigheid wat mij betreft en ligt alleen al daarom in het verlengde van het schrijven.
Ik ben ijdel genoeg om te denken dat het een ramp voor de literatuur zou zijn als ik zou ophouden met schrijven, maar ik geloof niet dat de literatuur eronder zou lijden als ik nooit meer onder de douche ga.