Op een avond laat zat ik in Buvette in Grove Street in New York aan de bar waar ik inktvissalade had besteld en een geroosterd broodje met ansjovis.

Het leek me voor een warme avond voldoende. Naast me zaten twee dames over het interieur van Buvette te praten en achter me spraken twee Nederlanders over het stage lopen bij fotografen. Het waren jonge Nederlanders aan hun stemmen te horen, maar de vermoeidheid was onmiskenbaar in hen geslopen, alsof ze zich al stiekem hadden voorbereid op de teleurstellingen van het leven.
Ik las een boek van Žižek, dat mij matig beviel, maar dat ik toch wilde uitlezen. De verlichting was schaars – de horeca lijkt erop uit te zijn dat de bezoekers noch het eten noch elkaar goed kunnen zien – maar met behulp van een waxinelichtje kon ik mijn boek lezen.
Rond middernacht was ik klaar met de inktvissalade. Ik bestelde een koffie en een limoncello. Dat hadden ze niet, ik nam genoegen met iets wat op calvados leek en na enige aarzeling besloot ik een mousse au chocolat te bestellen. Ik had die hier een keer eerder gegeten, hij was me goed bevallen.
De mousse au chocolat arriveerde snel. Hij was erg lekker, maar zwaar, en na twee happen besefte ik dat die nooit op zou kunnen.
Het bord lag nog vol met mousse. Even overwoog ik de dames naast me wat mousse au chocolat aan te bieden maar ik had de indruk dat ze niet echt zaten te wachten op andermans mousse au chocolat.
De chef, die achter de bar stond, en die een norse en toch weemoedige indruk maakte, wilde ik niet teleurstellen.
Ik had ooit een vriendin die bijna niets at, die steeds minder ging eten, en die verstopte het eten dat ze in restaurants liet staan onder servetten. Even overwoog ik dat ook te doen, maar toen zei ik tegen de serveerster: ‘Het spijt me, maar het is echt te veel.’
Zwijgend legde ze haar hand op mijn schouder en liet hem daar zeker twee seconden rusten.
Medelijden? Verlangen? Professionele zorg?
Ik betaalde en ging naar huis.